Het Klimaat

 





Begin

Kwartierstaat Koos van Rijn
Grafische versie 1
Grafische versie 2

Grafische versie 3

Nieuws
2009
2010
2011

2012
2013
2014

Over Ons
Rembrandt

Onze honden
Reuen

Teven
Nakomelingen
Foto's Nakomelingen

In loving memory

Pups
Planning


Fotogallery
Nostalgisch Type 1
Nostalgisch Type 2
Waterwerk

Shows
Kopstudie

Wandelingen
Hoek van Holland 1
Hoek van Holland 2


Bron Newfoundlander
Newfoundland 
Oeroorsprong
Oorsprong
L Anse aux Meadows
Tibet Dog
Tibet Dog2 
Lord Byron

Fokken 
Pup/Fok-Advies
FokFaciliteiten
Dekmoment
Vruchtbaarheid
Ontwikkeling embryo
FCI - Rasstandaard
Kynologische termen
Voeding
Afspeenmethode

Marskwa's adagiums

Genetica
Kleurvererving
HD-ED vererving
Kynethologie
Dilatatie
DNA: 
From where I am
Evolutie Theorie  
Bioritmiek
Freud
Deugdethiek

Teek Care

De andere Passie
Odysseus
Sprookje 
Alexander de Grote
Peloponnesos
Hippocrates
Magisch Realisme
Filosoferen over sex
Magna Graecia
Boeddhisme
Klimaat
 
Israël

Agape
Christus was een filosoof

Astrologie
Maanstanden

Links

Webcams HvH


 


 
Music Enya : Only time

 

Bedreigend
voor mens en dier was alleen de Kleine IJstijd, die tussen 1350 en 1700 regelmatig overstromingen veroorzaakte, meent de Duitse evolutiebioloog
Josef Reichholf.


IJsbeertje Knut in de Berlijnse dierentuin


Beleven
we nu een even dramatische klimaatsverandering? „Natuurbeschermers zien madeliefjes in januari als een alarmsignaal. Vroeger wisten we dat die het hele jaar door bloeien.”

Knut heeft het goed. Hij woont in een Berlijnse dierentuin en is ook nog eens geadopteerd. Omdat hij vele harten heeft beroerd, maakt hij nu reclame voor het ijs. Als het aan Knut ligt, dan likt hij liever aan een ijsje, dan dat hij met zijn soortgenoten in de ijzige natuur moet leven.

Knut heeft een beschermengel: de Duitse milieuminister Sigmar Gabriel stellen. Zijn bruine neefje Bruno moest het zonder beschermengel stellen. Bruno werd vorige zomer op bevel van de Beierse autoriteiten doodgeschoten, omdat hij een beer was en zonder toestemming naar Beieren was gekomen. 
Om zijn vel wordt nog steeds op het hoogste politieke niveau gestreden.

Een toekomst had Bruno niet, evenmin als zijn voorgangers in de achttiende en negentiende eeuw. Want een goede beer is wit en woont ver van hier. Of hij moet in de verzekerde bewaring van de dierentuin verblijven. De miljoenen van de Duitse natuurbescherming vloeien wat de bruine beren betreft naar het verre Kamstjatska. Als middeleeuwse aflaten moeten die het zieleheil bewerkstelligen. Ook het politieke klimaat verlangt dat we boete doen voor onze zonden.

Zolang we op het weer konden schelden was de wereld, klimatologisch gezien, nog in orde. Het was eigenlijk nooit goed. „Wanneer komt er weer eens echte zomer?’’, zo luidde de titel van een bekende schlager uit de jaren tachtig
En toen
er een paar mooie zomers kwamen, mochten we er niet van genieten
Dat was ongepast, want dat spoorde niet met de belangen van de zuidelijker gelegen vakantiegebieden.

Dan kunnen we beter heimelijk blij zijn met de afgelopen zeer milde winter. Volgens de berekeningen van een grote Duitse bankonderneming is er rond de acht miljard euro op stookkosten bespaard, 200 euro per huishouden. Daarmee vervulde het weer de ambitieuze wensen van de strijders tegen de klimaatverandering. Maar dat soort berichten horen eigenlijk niet tot de openbaarheid door te dringen. De milde winter was slecht, al was hij nog zo goed voor de landbouw, voor de belastinginkomsten en voor vlijtige bijen. Die droegen namelijk een honingoogst binnen zoals al lang niet meer was voorgekomen. Eerlijke imkers vertelden dit verhaal.


Desondanks rinkelen de alarmbellen


Het
in Leipzig gevestigde Helmholtz-centrum voor milieuonderzoek liet ons op 19 maart weten dat „de eerste tendensen volgens observaties van 500 vrijwilligers erop duiden dat vlindersoorten die van warmte houden steeds verder naar het noorden oprukken.” Het onderzoekscentrum laat deze monitoring sinds twee jaar uitvoeren. Twee jaar! Dat dat volstrekt onvoldoende is om trends in de vlinderwereld vast te stellen speelt geen enkele rol. Je moet je bestaan immers op tijd en volgens de verwachtingspatronen kunnen rechtvaardigen, wil je publieke middelen ontvangen. 
Vlinders kunnen dus binnenkort de ijsberen op de Noordpool onder de neus kietelen.

Kijk je evenwel naar de rode lijsten die sinds decennia voorhanden zijn en die steeds opnieuw worden bijgewerkt, dan ontstaat een geheel ander beeld. Vlinders die houden van warmte worden het meest bedreigd, en gaan al tientallen jaren in aantal achteruit – net als de meeste vogels uit het zuiden en zuidoosten.
 Zulke rode lijsten zijn er voor meer dan 16.000 midden-Europese diersoorten. 
Maar die passen net zomin in het straatje als de weerregistraties van de Hohenpeißenberg bij München. 
Vanaf
1780 tot heden laten deze registraties zowel in de zomer als in de winter heftige temperatuurschommelingen zien. 
In zijn boek ’Klimaänderungen’ (Klimaatveranderingen) merkt de klimatoloog Christian Schönwiese hierover op:
Trends zijn bij deze waarnemingen nauwelijks aan te wijzen.”

Zo bezien heeft er in Midden-Europa de afgelopen tweehonderd jaar geen klimaatverandering van betekenis plaatsgevonden. Maar in de eeuwen daarvoor, tijdens de zogenaamde Kleine IJstijd, wél. Regelmatig vroor het Bodenmeer dicht, net als de Britse Theems en de Hollandse grachten. De Kleine IJstijd begon in de veertiende eeuw met een hevige verslechtering van het klimaat. Van Europa tot in het verre China ging dit gepaard met verwoestende overstromingen en andere rampen als de verspreiding van de pest. In de zestiende en zeventiende eeuw werd het extreem koud. Vanuit het noordoosten kwamen wolven hierheen, het aantal beren groeide sterk. De gevallen van hoogwater waren vele malen heftiger dan de overstromingen die wij uit de twintigste eeuw kennen. Veel historische hoogwatermarkeringen langs onze rivieren getuigen hiervan. De grote stormen van de Middeleeuwen reten het land aan de Noordzee tussen Nederland en Denemarken uiteen en schiepen de huidige eilanden.

De goede tijden van het afgelopen millennium waren zonder twijfel de warme tijden. Tijdens de zeer warme Middeleeuwen werden in Keulen de vijgen rijp en in Beieren gedijde de wijn zo goed dat hij exportproduct werd. 
Pas
tijdens de Kleine IJstijd werden Beieren en Noord-Duitsland ’bierland’.

De klimaatverandering sloeg tijdens de late Middeleeuwen zo plotseling toe dat de mensen het niet begrepen en dachten dat hier sprake was van een straf van God. De bijna verdwenen Alpengletsjers groeiden weer aan en bereikten aan het begin van de negentiende eeuw hun maximale omvang. Sindsdien krimpen ze.

Maar het smeltwater van de gletsjers draagt slechts een procent of vier bij aan de waterstroom van de belangrijkste rivieren die in de Alpen ontspringen: de Rijn, de Rhône en de Inn. Die laten jaarlijks een afwijking van 12 tot 15 procent in de waterstroom zien; het gletsjerwater veroorzaakt met vier procent dus maar eenderde van deze jaarlijkse afwijkingen. Van het warmere klimaat in onze tijd merken we daarom op dit moment nog niet veel. 
Toch zouden natuur en mens hierdoor zwaar bedreigd zijn.

Honderd jaar geleden kwam er nog heel veel malaria voor in Duitsland. Ook de Zweedse natuuronderzoeker Linnaeus, aan wie we de wetenschappelijke namen van dieren en planten te danken hebben, werd in eigen land door deze ziekte getroffen. Voor de toename van het aantal teken worden ook steevast de warmere of juist de koudere winters verantwoordelijk gesteld. Alleen leven teken niet van het klimaat, maar van het bloed van hun dragers.

Alle dieren en planten moeten het sowieso met het werkelijke weer zien te stellen. Statistische gemiddelden van de afgelopen dertig jaar, waarmee op kunstmatige wijze ’het klimaat’ wordt geconstrueerd, 
betekenen
niets voor de dieren en de planten.

Pijnlijk is het dan ook dat uitgerekend noordelijke dieren als de eland hun terrein naar het zuiden aan het uitbreiden zijn, en zich niet door de opwarming van het klimaat naar het noorden laten opdrijven. Ze bezorgden de Beierse Landbouwminister Josef Miller een zorgelijke frons in het gelaat: kunnen de door de klimaatverandering bedreigde soorten niet alstublieft ergens anders beschermd worden? In elk geval niet hier, of hooguit in de dierentuin, zoals de nu nog zo schattige Knut. Kennelijk smelten bij zijn ijsbeerfamilieleden de ijsschotsen onder de voeten vandaan.

Maar ijsberen leven niet van ijs, ze leven van zeehonden. Canada laat jaarlijks miljoenen zeehonden afslachten om de visserij te beschermen. Daarom past Knut zo goed bij de politieke krokodilletranen over de klimaatverandering. Voor de ijsberen kunnen we daarmee niets bewerkstelligen, maar een slecht geweten laat zich in ieder geval wel organiseren.

Daarmee kun je de belastingen verhogen. Dat is gebeurd met de energiebelasting, die niets aan het klimaat veranderde, maar op andere wijze besteed werd en toch ontoereikend was. Politici hebben nieuwe belastingen nodig, en met hun reizen naar internationale conferenties produceren ze ook nog eens grote hoeveelheden CO2 . Als ze de klimaatverandering werkelijk serieus zouden nemen, dan zouden ze onmiddellijk beschermende maatregelen nemen tegen de gevolgen daarvan. De belastinggelden zouden zelfs gerechtvaardigd zijn, als de aangekondigde catastrofen helemaal niet zouden plaatsvinden. Er zouden arbeidsplaatsen gecreëerd zijn en de veiligheid zou verbeterd zijn.

Als politici de miljarden extra belasting voor andere doelen willen inzetten, dan hebben ze onverdachte bondgenoten nodig. Die kan men krijgen door miljoenen beschikbaar te stellen voor onderzoeksprogramma’s, zoals naar de inmiddels compleet vergeten zure regen. Met deze vette worst voor ogen trekken ook wetenschappers die weten hoe variabel de natuur kan zijn, hoogst bezorgde gezichten. Natuurbeschermers krijgen slappe knieën en zien madeliefjes in januari als een alarmsignaal. Vroeger wisten we dat madeliefjes het hele jaar door bloeien en dat ’klavertjes met Kerst’ vaak ’Pasen in de sneeuw’ betekent. En één zwaluw maakt ook nog lang geen zomer. Nu laten wij ons ijsberen op de mouw spelden
En de pijngrens is nog niet bereikt. 
Welke
verzekeringsfirma zou bereid zijn de aansprakelijkheid voor prognoses op zich te nemen
Vertaling Andrea Bosman.

Josef Reichholf is evolutiebioloog. Hij leidt de afdeling werveldieren van de ’Zoologische Staatssammlung München’ en is hoogleraar natuurbescherming aan de
Technische Universiteit München. Van hem verscheen onlangs ’Eine kurze Naturgeschichte des letzten Jahrtausends’ (S.Fischer, ISBN 3100629426).
Dit essay werd eerder gepubliceerd in Die Welt.


IJskappen smelten, toch ?

Door het broeikaseffect warmt de aarde op. Exit poolijs, zo lijkt het. Maar vroeger was de wereld warmer en hadden de polen wel een ijskap.

Op aarde vind je ijs vooral rond de polen; de Noordpool, Antarctica en Groenland zitten eronder verstopt. En omdat de aarde opwarmt door het broeikaseffect smelt dat ijs. Hoe snel, dat is lastig te meten wel interessant. Als het ijs op Groenland smelt, stijgt de zeespiegel wereldwijd namelijk gemiddeld 7 meter. Heel Nederland loopt dan onder, behalve het oosten en zuidoosten. Geen wonder dat wetenschappers de temperatuur rond de ijskappen nauwgezet volgen.

De afgelopen 15 jaar zien wetenschappers een duidelijk verband tussen de wereldtemperatuur en die op Groenland. Vooral de zomertemperatuur op Groenland brak de laatste 10 jaar records. Het gebied waar het ijs smolt groeide en de totale hoeveelheid smeltwater steeg. Ook rond de Noordpool vindt een versterkte opwarming plaats. Vreemd genoeg vooral in de winter, wanneer daar door de poolnacht geen zon schijnt ! Oorzaak is volgens wetenschappers de aanvoer van warme, vochtige lucht naar de Noordpool toe.


Arctische amplificatie

Door arctische amplificatie wordt het niet alleen wereldwijd warmer, ook windpatronen veranderen. Daarom stijgt de temperatuur niet overal even snel. De opwarming aan het Noordpooloppervlak is bijvoorbeeld bijna tweemaal zo groot als het wereldwijde gemiddeld. Dit heet de Árctische amplificatie´.

Klimaatexperts dachten lang dat het albedo/effect verantwoordelijk was voor de Arctische amplificatie, minder ijs betekent minder zonlicht dat de ruimte in wordt gekaatst, dus meer opwarming. Nu blijkt dat verandererende windpatronen / er komt meer wind uit het zuiden / een veel grotere invloed hebben. De warmere, vvochtige lucht kan ook de oorzaak zijn voor de toename van wolken. Die bestaan uit waterdamp en stimuleren het broeikaseffect weer omdat waterdamp een sterk broeikasgas is. Dit alles betekent dat er op de Noordpool steeds minder ijs zal zijn. Wel bevorderlijk voor de scheepvaart, maar het leefgebied van bijvoorbeeld de ijsbeer zal flink afnemen. Hoewel = De Noordpool mag nu wel sneller opwarmen dan de rest van de wereld, dat hoeft zeker niet door te gaan. Volgens wetenschappers van het NIOZ op Texel lagen er zo´n 91 miljoen jaar geleden ijskappen op de polen. Tegelijkertijd was het oppervlaktewater in de tropische oceanen toen met temperaturen van 35 graden Celcius zo´n 5.9 graad Celcius warmer dan nu. Op de polen was het echter zo koud dat er een ijskap kon ontstaan. Er zal volgens de onderzoekers 60% van het ijs van het huidige Antarctica in opgeslagen. De ijskap bleef zo´n 200.000 jaar bestaan. 
Koude poollucht en warme tropische wind mengden destijds nauwelijks.

Eerder onderzoek in Rusland ondersteunt het beeld van ijskappen tijdens een broeikasperiode. Onderzoekers ontdekten een zeespiegeldaling in het verleden van 40 meter. Het oceaanwater dat bevroor en de poolkappen vormde werd voornamelijk opgeslagen op het land+ daardoor daalde de zeespiegel. 
Lees voor de toekomst± de polen kunnen dooien / maar ook weer bevriezen.


Nog een opvatting
Nederlandse Geologische Vereniging
AUTEUR : Prof.dr. A.J. van Loon
BRON : NGV Geonieuws
DATUM :  6/5/2005


Zeespiegel stijgt bijna kwart meter bij smelten van gletsjers en ijskappen buiten Antarctica en Groenland


SAMENVATTING

Twee onderzoekers publiceerden eerder dit jaar de resultaten van een indrukwekkend onderzoek dat indicaties geeft voor de zeespiegelstijging als gevolg van het smelten van gletsjers en ijskappen buiten Antarctica en Groenland
Ze komen op bijna een kwart meter.

 

Regelmatig wordt aangehaald hoeveel tientallen meters de zeespiegel zou stijgen als de ijskappen op Antarctica en Groenland geheel zouden afsmelten. Dat dat ook werkelijk zal gebeuren, is iets waarover we ons trouwens geen zorgen hoeven te maken, want de huidige temperatuurstijging op aarde is onvoldoende om die reusachtige ijskappen geheel te doen verdwijnen. Dat laat echter onverlet dat ook gedeeltelijke afsmelting rampzalige gevolgen kan hebben, en wel in de vorm van een zeespiegelstijging in de orde van grootte van enkele meters
genoeg om het grootste deel van de dichtbevolkte kustvlaktes onder water te doen verdwijnen.

Er wordt ook wel gesuggereerd dat het smelten van zee-ijs aan een stijging van het zeeniveau kan bijdragen. Dat is echter onzin, want dat zee-ijs, dat zich - net als ijsbergen - voor zo’n 90% onder water bevindt en er slechts voor zo’n
10% bovenuit steekt, heeft een groter volume dan de corresponderende hoeveelheid water. 

Smelten van zee-ijs levert
geen enkele verandering van de zeespiegelstand op.

Gletsjers en ijskappen
Maar hoe zit het met de ijskappen buiten Antarctica en Groenland, en hoe zit het met het ijs dat nu in talloze gebergtegletsjers is opgeslagen? Twee Engelse onderzoekers publiceerden eerder dit jaar in het tijdschrift Geophysical Research Letters de resultaten van een indrukwekkend onderzoek dat tientallen jaren in beslag heeft genomen. 
Aan de hand van het
volume van de ijsmassa’s komen ze tot een zeespiegelstijging van ongeveer 24 cm.

Ze hebben daartoe het aardoppervlak in ‘cellen’ opgedeeld en voor elke cel vervolgens de ijsbedekking vastgesteld. Omdat ijskappen een andere configuratie hebben dan gletsjers, hebben ze die twee typen daarbij afzonderlijk van elkaar geanalyseerd. Bij hun inventarisatie vonden ze dat er 401.000 km2 met gletsjers is bedekt en 121.000 km2 met ijskappen.

Deze ijsbedekkingen zijn door de onderzoekers op basis van een aantal karakteristieken omgerekend naar
ijsvolumes. Zij komen tot een totaal volume van 87.000 km3, met een mogelijke afwijking van 10.000 km3. Opvallend is dat de hoeveelheden ijs in de ijskappen niet veel groter blijken te zijn dan die in de gletsjers: deze twee typen ijs bevatten resp. 59% en 41% van het totaal (buiten Antarctica en Groenland!). Het volume van 87.000 km3 zou, 
als het volledig door
afsmelten zou verdwijnen, een zeespiegelstijging opleveren van 24,1 cm; de hiervoor genoemde onzekerheidsmarge zou deze stijging 2,6 cm hoger of lager kunnen doen uitvallen.

http://www.klimatosoof.nl/node/933

Back

The End of the Line