Ga voor
denken over seks niet te rade bij filosofen, adviseert schrijfster
Machteld Allan.
In hun keuze voor de ratio om de drift te beteugelen, gaat de
essentie van de liefde verloren.
Wat
is seks eigenlijk? In een maatschappij waarin seks zo’n
belangrijke rol speelt, waarin vrijwel elk zichzelf respecterend
tijdschrift in elk nummer wel weer een artikel over seks opneemt en de
commercie de seksuele verleiding steeds explicieter inzet, is dat een
belangrijke vraag.
Machteld
Allan heeft zich verdiept in 2500 jaar
denken over seks. Zij gaat in haar
boek ’Hoe te beminnen, filosofen over seks’ op onderzoek in 14
filosofische teksten naar het filosofische antwoord op de
betekenis van seks.
Volgens
Allan bestaat er al 2500 jaar een impasse
over seks. Die is ontstaan bij Plato
en wordt nu nog steeds verwoord door bijvoorbeeld Martha Nussbaum.
Zo’n impasse is typisch filosofisch volgens
Allan,
want juist waar
een impasse ontstaat kan het filosoferen echt beginnen.
Socrates
en Alcibiades.
Dit schilderij van C. W. Eckersberg (1783-1853)
siert de cover van Machteld Allans boek over filosofen en seks.
FOTO MAICAR FÖRLAG-GML
Dat
filosoferen begint bij Plato’s symposium = ( Grieks
drankgelag ). Daarin beschrijft
Plato een feest bij de tragediedichter Agathon in het jaar 416
v.Chr.
De feestgangers hebben nog een kater van de dag ervoor en ze besluiten
dat men zich niet aan de drankregels (drinken met de groep) hoeft te
houden, iedereen mag zo veel of weinig drinken als men wil. Vervolgens
zullen ze allemaal in plaats van zang en dans een lofrede op eros
houden. Aan het woord zijn onder meer Phaidros en
Socrates. Als de
redes afgelopen zijn, komt generaal Alcibiades in zwaar beschonken
toestand binnen.Hij wil wel een rede houden, maar in plaats van een
abstract verhaal over eros een concreet verhaal over
zijn liefde voor
Socrates.
Allan begint
haar boek met het gedeelte uit het symposium over Alcibiades en
eindigt met een analyse van de hedendaagse filosofe Martha Nussbaum
over dit gedeelte van het symposium. Nussbaum concludeert dat de
dramatische confrontatie tussen Socrates en Alcibiades voor Plato
een
manier is om te zeggen dat het denken over seksualiteit een of-of
denken is. Plato stelt dat we moeten kiezen: er zijn twee soorten
kennis van Eros, de filosofisch intellectuele
(het rationele) en de
lichamelijke kennis, en deze zijn onverenigbaar.
Socrates
ziet het erotische verlangen vooral als een
probleem, en ziet dat
„het verlangen naar een eind van het verlangen onze drijfveer is
voor verheffing naar een wereld waarin erotische activiteit zoals we
die nu kennen niet bestaat.” Hij heeft dat ook tot zijn
levenspraktijk gemaakt. Hij heeft zijn lichaam gehard
en zich zo van
zijn lichaam losgemaakt dat hij bij kou en ontberingen geen pijn
voelt. Bij Alcibiades zie je juist een zeer passievol mens, die zich
helemaal laat leiden door zijn driften.
De werelden van Socrates en
Alcibiades zijn volgens Plato en Nussbaum
onverenigbaar.
Een andere
filosoof met een dergelijke kijk op seksualiteit die aan het woord
komt in Allans boek is Kant.
Zijn teksten
zijn niet makkelijk en het citeren daarvan maakt voelbaar hoe de lust
je al snel kan vergaan tijdens het lezen.
Kant
schrijft in ’De plicht jegens je lichaam inzake de geslachtelijke
lust’: „En het is duidelijk dat mensen met alleen maar
geslachtelijke lust de persoon [..niet..] liefhebben, ze houden zich
helemaal niet bezig met zijn geluk, maar storten hem zelfs in het
grootst mogelijke ongeluk, alleen maar om hun lust en
begeerte te bevredigen. Als ze louter op grond van
geslachtelijke lust liefhebben,
maken ze de persoon tot object van hun begeerte; zodra ze de persoon
gebruikt en hun begeerte bevredigd hebben, smijten ze hem weg, zoals
je een citroen wegsmijt als je het sap eraan hebt onttrokken”. Het
alternatief dat Kant bedacht heeft, komt voort uit zijn categorische
imperatief: „Handel zo dat je de mensheid, hetzij in je eigen
persoon hetzij in de persoon van een ander, nooit slechts als middel
maar altijd tegelijkertijd als doel behandelt.”
Partners moeten
elkaar dus als doel zien in de seksuele gemeenschap. Hieruit volgt een
complex verhaal over het uitwisselen van
genot als een soort
contractuele daad,
die alleen in evenwicht kan zijn in een monogaam
huwelijk. Alleen dat zou het ’gebruik’ van elkaar kunnen
voorkomen.
Allan
concludeert na het lezen van vele filosofen dat ’het feit dat een
persoon tijdens de geslachtsdaad als object wordt
gebruikt’ het
seksuele probleem is. Allan beschrijft hoe filosofen als Plato
en Kant
dit probleem willen oplossen door de rede in te zetten tegen de angst.
De angst voor de ongebreidelde drift zoals Alcibiades voelbaar maakt
in het symposium.
De angst voor het elkaar
gebruiken.
Filosofen
kiezen, zoals het denkers behoort, rationele instrumenten om de
drift
te beteugelen. Allan constateert in haar inleiding dat zowel Socrates’
arrogante overschatting van de rede als een Kantiaans
contract echter
de essentie van de seksuele liefde mist. Ze stelt dan ook de cruciale
vraag: ’Waar is de liefde gebleven?’
In de tegenstelling tussen
rationaliteit en drift lijkt de liefde verloren te gaan.
„Misschien”,
concludeert ze dan ook, „moeten we zowel de seks als de filosofie
niet aan de denkers overlaten.” De echte ’experts’ zijn de
minnaars, de liefhebbers, de amateurs, degenen die object
en subject
tegelijk zijn en hun eigen leven en lichaam als instrument van liefde
en kennis willen inzetten.
Daarmee
komen we terug bij de bijzondere rol van Alcibiades in het symposium
van Plato. Als hem wordt gevraagd over de liefde te spreken, wil hij
alleen het verhaal van zijn eigen leven vertellen, het inzicht dat hij
vanuit zijn eigen ervaring heeft gekregen. Nussbaum concludeert
hieruit dat je sommige waarheden over de liefde misschien alleen kunt
leren door zelf concrete hartstocht te ervaren. Dat zou dus betekenen
dat filosofen als Kant, die weinig liefdeservaring zou hebben gekend,
of ’versteende’ filosofen zoals Socrates, geen recht van spreken
hebben. Hun denken levert problemen op in plaats van ze op te lossen.
Dit denken over seks is uiteindelijk onbevredigend.
Maar er is
ook een andere vorm van denken over
seks, een vorm waar Allan zich ten
onrechte tegen afzet. Dat is de wetenschap, die voor haar gevoel het
alleenrecht opeist in de kennis over seks. Met name de neurofilosofen,
de hersenwetenschappers zouden niet die zinnige dingen over seks te
zeggen hebben die de filosofen wel bedacht hebben.
Het lijkt
erop dat Allan hier juist een belangrijke kans mist om het seksuele
probleem op een heel andere wijze te bezien. Met name de beroemde
neurowetenschapper Antonio Damasio laat in zijn onderzoeken zien dat
naast de ratio en de emotie juist het
gevoel de plaats is waar we echt
ethische keuzes kunnen maken waardoor we in liefde kunnen leven. In
dit gevoel valt het of-of van het denken
weg, maar vallen we niet
terug in de bandeloze begeerte van de
emotie. Het gevoel is een derde
weg die het mogelijk maakt seksualiteit op een liefdevolle manier te
beleven, die het mogelijk maakt om tot gevoelsmatig juiste ethische
keuzes te komen, in plaats van de rationele dwaalwegen.
Het oosterse
denken biedt nog veel meer mogelijkheden om uit de rationele
dwaalwegen te komen. Dit wordt ook steeds meer ontdekt door westerse
denkers. De Belgische filosofe Patricia de Martelaere beschrijft onder
meer in haar boek ’Wereldvreemdheid’ dat er ook een weg is van het
niet-denken, die je kunt ontdekken door de weg van
meditatie en
innerlijke discipline. Dit niet-denken is juist de weg waarin de
tegenstellingen kunnen oplossen. Dat niet-denken is lange tijd gezien
als zweverige oosterse esoterie. Juist de westerse wetenschap ontdekt
echter dat het niet-denken, het gevoel,
misschien wel één van onze
belangrijkste menselijke eigenschappen is.
Oosterse
wijsheid laat zien dat seksualiteit verbonden kan worden
met liefde, dat lichaam en geest door
meditatie een eenheid kunnen worden, waarin seksualiteit, liefde en
meditatie samen kunnen vallen. Dan is er geen doelgerichtheid
meer in de seksuele vereniging en valt het
probleem van het elkaar
gebruiken weg. Dan is het niet nodig om, zoals Socrates,
je lichaam te verstenen en wordt je ook
niet meer geleefd door je driften
zoals Alcibiades.
Deze weg van
de liefde vraagt een lang en gedisciplineerd onderzoek, maar een
onderzoek waarin je wel jezelf mag
voelen, waarin je je lijf mag
leven
en de rede op een liefdevolle manier inzet in verbinding met je lijf.
Zowel vanuit oosterse wijsheid als vanuit recente wetenschappelijke
inzichten is het eeuwenlange of-of denken
over seksualiteit een vergissing.
De
liefde is de mogelijkheid de ogenschijnlijk niet te verbinden
werelden wel te verbinden.
We hoeven dus niet
te kiezen.
Machteld
Allan: Hoe te beminnen, filosofen over seks. Meulenhoff,
Amsterdam, 2007. ISBN 9789029079181, euro19,90.
There's a
calm surrender
To the rush of day,
When the heat of the rolling wind
Can be turned away
An enchanted moment,(betoverend)
And it sees me through
It's enough for this restless warrior (krijger)
Just to be with you
And can you feel the love tonight?
It is where we are
It's enough for this wide-eyed wanderer (zwerver)
That we got this far(afgelegen)
And can you feel the love tonight,
How it's laid to rest?
It's enough to make kings and vagabonds (landlopers)
Believe the very best
There's a time for ev'ryone,
If they only learn
That the twisting kaleidoscope (Glas-verkleuring)
Moves us all in turn
There's a rhyme and reason
To the wild outdoors
When the heart of this star-crossed voyager
Beats in time with yours
And can you feel the love tonight?
It is where we are
It's enough for this wide-eyed wanderer
That we got this far(van-verweg)
And can you feel the love tonight?
How it's laid to rest?
It's enough to make kings and vagabonds
Believe the very best
It's enough to make kings and vagabonds
Believe the very best......
The
End of the Line