Zelfs
de meest verstokte kattenliefhebber zal moeten toegeven dat een
hond en mens een heel speciale band hebben. Archeologen
zijn het erover eens dat de hond het
allereerste
huisdier was en al in
menselijk gezelschap verkeerde lang voordat mensen geiten, schapen,
koeien en paarden gingen houden. Om van katten nog maar te zwijgen.
Hoe de hond precies tot huisdier is geworden, weet echter niemand.
De oudste hondenresten die door archeologen
zijn opgegraven
dateren van ongeveer 14.000
jaar geleden.
Er zijn twee theorieën over het
ontstaan
van de hond.
De eerste zegt dat mensen ooit begonnen zijn wolvenpups
in huis te nemen en te temmen, hetzij puur als gezelschapsdier, hetzij
als hulp bij de jacht. Dat lijkt aannemelijk, maar er valt toch wel wat tegen in te
brengen, meldt het Amerikaanse wetenschapstijdschrift
Science,
dat onlangs in één en dezelfde editie
maar liefst drie
wetenschappelijke onderzoeken naar de herkomst
van de hond publiceerde. Het voornaamste bezwaar is gelegen in
het temperament
van de wolf, die zich slecht
laat domesticeren,
zelfs als hij van jongsafaan door mensen wordt opgevoed.
Een
plausibeler verklaring lijkt dat wolven op een zeker ogenblik
als aaseters
in de buurt
van mensen zijn gaan rondhangen. Omdat
mensen
over het algemeen
succesvolle jagers waren die ook met grote prooidieren geen moeite
hadden, vormden zij voor zulke wolven een gemakkelijke
voedselbron.In
de loop der generaties
ging het de wolven die de minste angst
voor tweebeners hadden het meest voor de wind, waardoor ze
uiteindelijk gescheiden raakten van hun
meer voorzichtig
aangelegde soortgenoten.
Uiteindelijk
leerden deze wolven steeds beter het gedrag
te 'te lezen'
van de mensen van wie ze afhankelijk
waren geworden. Amerikaanse onderzoekers beschrijven in Science
een proef waarbij werd bekeken in hoeverre honden
en wolven
in staat zijn om voedsel te ontdekken dat
verborgen was onder een plastic beker als een mens er naar wees.
De wolven
brachten daar niet
veel van terecht. De honden lukte het echter feilloos.
In feite, melden de onderzoekers, zijn honden
zelfs nog beter
in het begrijpen van zulke aanwijzingen dan onze
naaste verwant, de chimpansee. Dat duidt
er op dat een belangrijk deel van de evolutie
van de hond
er op gericht is geweest om menselijke lichaamstaal
te leren begrijpen.
Een
andere vraag is waar
honden voor het eerst werden gedomesticeerd.
Algemeen werd tot voor kort aangenomen dat het in het Midden-Oosten
moet zijn gebeurd, omdat daar de eerste onomstotelijke bewijzen
voor de aanwezigheid van hondachtigen in de buurt van mensen zijn e opgegraven. Zoals het aandoenlijke,
12.000
jaar oude graf
van een jonge vrouw in Israël die was begraven
met een puppie
in haar armen.
Tegenwoordig zijn wetenschappers echter niet langer afhankelijk van
archeologische
opgravingen voor het beantwoorden
van dergelijke vragen. Bestudering van het DNA
van honden en vergelijkng met het erfelijk materiaal van hun
naaste verwante
de wolf
biedt onderzoekers een geheel nieuw
venster op het verleden.
Een
team van Zweedse
en Chinese
onderzoekers onderzocht het DNA
van meer dan 500 hondenrassen
van over de hele wereld
en tientallen wolven uit Europa en Azië. Op grond van door
mutaties veroorzaakte verschillen
in het DNA waren zij in staat een ruwe
'stamboom' van de verschillende hondenrassen te maken.
De uitkomsten waren verrassend.
Hoewel de honden in verschillende genetische groepen konden worden
onderverdeeld, bleek de overgrote meerderheid zoveel
overeenkomsten te vertonen dat de onderzoekers concludeerden dat
'domesticatie' van de hond waarschijnlijk op één
geografische
lokatie heeft plaatstevonden. Omdat de onderzochte hondenrassen uit
Oost-Azië
de grootste onderlinge genetische diversiteit vertoonden, gaan de
wetenschappers er van uit dat de Oost-Azatische hondenpopulatie de
oudste is dat de hond met andere woorden in Oost-Azië is
ontstaan.
"China (Tibet-Mongolië) zou een goede gok
zijn",
aldus onderzoeker, Peter
Savolainen van
het Koninklijk Technologisch Instituut in Stockholm.
Ook
in de Romeinse tijd waren het vooral de Grieken
die verre reizen maakten. Met behulp van
de passaatwinden werd over de Indische
Oceaan nar India en Zuidoost-Azië
gevaren, misschien zelfs tot China.
Vanuit China zelf werd, vooral door de reizen van Zang
Oian, de zijderoute
geopend, die het Chinese en het Romeinse wereldrijk met
elkaar verbond.
The
End of the Line
Eén
genfout maakt het verschil tussen een Dog of een keffertje.
Meer dan
welk dier ook, kent de hond reuzen en dwergen. En vermoedelijk komt
dat door maar één tikfoutje in het
honden-DNA.
Er is
geen
dier dat zoveel in grootte varieert als de
hond.
Dat is vreemd want
honden stammen af van de wolf die zelf nogal constant van formaat is.
Toch kwam de
krimp bij honden al spoedig na hun domesticatie op gang.
Hondenfossielen uit Rusland van vijftienduizend jaar oud zijn
nog fors. Fossielen uit het Midden-Oosten en Zuid-Europa van twaalfduizend
jaar oud blijken al een aardig stuk
geslonken.
Dat is mogelijk het
gevolg van een genetische aandoening.
Misschien
was de mens juist erg blij met een wat handzamere huisgenoot en hield
hij daarom vooral kleinere exemplaren aan. Zo kon de erfelijke smet
zich snel verspreiden. Dat klopt, melden genetici vandaag in Science:
minihonden blijken allemaal een afwijkende
erfelijke bouwsteen te
hebben in het gen voor een groeihormoon (IGF-1).
Dat
schrijffoutje zit niet op het gen
zelf, maar in het stukje DNA
ernaast
dat het gen aanstuurt
(
gerelateerd gen, zo ook
bij HD-ED vererving ). De hondjes maken daardoor wel het normale
hormoon aan, maar slechts mondjesmaat. Ze zijn daardoor geheel gezond
en normaal, maar klein van stuk.
De
onderzoekers ontdekten de genetische verschrijving na studie van het
DNA van de Portugese waterhond. Dat ras varieert van mini tot maxi, en
het DNA van de kleintjes bleek bij het gen voor het groeihormoon iets
te verschillen van dat van de groten.
Vervolgens
namen de genetici een keur aan keffertjes, zoals chihuahua’s en dwergkezen, en
reuzen als de Ierse wolfshond en
Deense dog, onder de
loep.
Alle honden
(en mensen) hebben het IGF-gen, maar alleen de kleinere
– onder de 9
kilo – hebben de erfelijke tikfout. Uitzondering is de Rottweiler,
een flinke jongen maar toch met de DNA-outfit van de onderdeurtjes.
Dit dier moet er vanwege een andere genetische factor extra kilo’s
bij krijgen.
De genetici
pretenderen met hun studie ook wat voor de mens
te kunnen betekenen.
Inzicht in de genen die de groei reguleren kan ook helpen bij de
speurtocht naar behandeling van ’groeidwalingen’.
Kanker is er
één van. De verstoorde celgroei bij prostaatkanker lijkt mede te
maken te hebben met ontsporing van hetzelfde IGF-gen dat nu bij de
honden is onderzocht.
|