Begin
Kwartierstaat
Koos
van Rijn
Grafische
versie 1
Grafische
versie 2
Grafische
versie 3
Nieuws
2009
2010
2011
2012
2013
2014
Over Ons
Rembrandt
Onze
honden
Reuen
Teven
Nakomelingen
Foto's Nakomelingen
In
loving memory
Pups
Planning
Fotogallery
Nostalgisch
Type 1
Nostalgisch Type 2
Waterwerk
Shows
Kopstudie
Wandelingen
Hoek
van Holland 1
Hoek
van Holland 2
Bron
Newfoundlander
Newfoundland
Oeroorsprong
Oorsprong
L Anse aux Meadows
Tibet Dog
Tibet
Dog2
Lord
Byron
Fokken
Pup/Fok-Advies
FokFaciliteiten
Dekmoment
Vruchtbaarheid
Ontwikkeling
embryo
FCI
- Rasstandaard
Kynologische
termen
Voeding
Afspeenmethode
Marskwa's adagiums
Genetica
Kleurvererving
HD-ED
vererving
Kynethologie
Dilatatie
DNA:
From where I am
Evolutie
Theorie
Bioritmiek
Freud
Deugdethiek
Teek
Care
De
andere Passie
Odysseus
Sprookje
Alexander
de Grote
Peloponnesos
Hippocrates
Magisch
Realisme
Filosoferen
over sex
Magna
Graecia
Boeddhisme
Klimaat
Israël
Agape
Christus
was een filosoof
Astrologie
Maanstanden
Links
Webcams
HvH
|
|
Enya
: Gladiator Theme- Now We Are Free
Magna
Graecia, Latijn voor Groot
Griekenland,
in het Grieks Μεγάλη
Ελλάς,
was de antieke benaming voor Zuid
Italië
en Sicilië.
Deze
gebieden waren door de Grieken gekoloniseerd tussen
800
en 600 v.
Chr.
Bijna alle steden hier hebben Griekse wortels.
Een
aantal belangrijke kolonies van Magna Graecia, zoals Neapolis
(tegenwoordig Napels) en Syracuse, hebben een belangrijk
aandeel
gehad in de culturele
vorming
van de Romeinen.
De
Grieken vestigden zich altijd
dicht bij de kust.
In het binnenland
handhaafden zich inheemse
Italische volkeren.
In Sicilië waren die (Siculi, Sicani, Elymi) zo verzwakt dat ze geen
ernstige bedreiging meer vormde voor de Griekse koloniën, maar in het
zuiden van het Italiaanse schiereiland
was dat anders. Hier ontpopten zich vanaf de 5e
eeuw v. Chr. vooral de Samnieten
als gevaarlijke tegenstanders.
|
Lijst
van Griekse steden in " Groot Griekenland "
|
In
Zuid-Italië
Dikaiarchia
(Puteoli / Pozzuoli) – Eléa (Velia) – Gnathia (Egnatia / Egnazia) -
Króton (Croton / Crotone) – Kýme (Cumae) - Lókroi Epizephýrioi (Locri
Epizefiri) – Metapóntion (Metapontum) – Parthenópeia / Neapolis (Napoli)
– Poseidónia (Paestum) – Règion (Rhegium / Reggio di Calabria) –
Sybaris – Táras (Tarentum / Taranto) – Thoúrioi (Thurii)
|
Op
het eiland Sicilië
Akragas
(Agrigentum / Agrigento) – Drepana (Drepanum / Trapani) – Egesta (Segesta)
– Herakleia (Heraclea / Eraclea) – Éryx (Erice) – Gela – Himera
(Imera) – Catania|Katane (Catina / Catania) – Leontinoi (Leontini /
Lentini) – Lilybaion (Lilybaeum) – Zanklè / Messana (Messina) -
Megara Hyblaia – Panormos (Palermo) – Selinous (Selinunte) –
Syrakousai (Syracusa) – Tauromenion (Tauromenium / Taormina) -
Tyndaris (Tindari)
|
Beknopte
geschiedenis van :
" Groot Griekenland
"
|
Evenmin
als de Griekse stadstaten van het moederland
hebben die van Groot
Griekenland nooit één politieke eenheid gevormd: particularisme en
onderlinge rivaliteiten hebben het streven naar politieke integratie
steeds tegengewerkt. Wat niet wegneemt dat de invloedrijkste steden
ernaar gestreefd hebben hun macht over een zo groot mogelijk territorium
uit te breiden. Al is de term "Groot
Griekenland"
ook van toepassing op de steden in Zuid-Italië, toch was
Sicilië
vanwege zijn centrale positie in de Middellandse Zee voorbestemd om de
belangrijkste rol te spelen in de geschiedenis van de
Westelijke
Grieken.
|
De
7e en 6e eeuw v. Chr.
Aan
het einde van de 7e eeuw v. Chr. hadden de Griekse landbouwkolonies
in het westen zulk een peil van welstand
bereikt dat ze zich voortaan op handel
konden toeleggen. Landbouwproducten uit Sicilië konden geruild worden
voor allerlei waren uit het Griekse moederland, maar ook
uit Etrurië
en
Carthago
"stad bij Tunis in Africa ".
|
|
|
Etruskische
vrouw |
Inheems
woongebied Campanië |
(De Griekse
kolonisten
vestigen zich in Etrurië rond 850
v. Chr. Ze kwamen in contact met de Etrusken omdat die de ijzermijnen
op Elba bezaten. Gestimuleerd
door de Grieken ontwikkelden
de Etrusken zich tot een hoogstaande cultuur. Daarvoor
heeft mogelijk het volk van de Villanovacultuur
de basis
gelegd
voor de Etruskische beschaving.
De Etrusken zijn groot geworden door hun zeehandel, maar waren ook
beruchte zeerovers.
Ze handelden
voornamelijk in keramiek, wijn
en ijzer .
De invoering van het muntgeld kon de bloei van de handel
alleen maar bevorderen. Toch had deze heroriëntering van de economie
ook negatieve gevolgen. De oude landadel had afgedaan, wanneer eenmaal
de handeldrijvende klasse tegen zijn voorbijgestreefde privileges in
opstand kwam. In de meeste steden werd de crisis opgelost door de
instelling van de tirannie, maar vergeleken bij de tirannen die in
dezelfde periode over de steden in het moederland regeerden, was de
macht van de Siciliaanse tirannen véél groter en ging zij gepaard met
meer willekeur en wreedheden. Ondanks de onvermijdelijke excessen hebben
de tirannen van Groot Griekenland zich toch ook in verschillende
opzichten verdienstelijk gemaakt: o.m. door de herverdeling van de
gronden, het uitvoeren van allerlei openbare werken van algemeen nut, en
de verfraaiing van de stedelijke gebieden hebben zij de
sociale
toestanden aanzienlijk verbeterd. Sommigen onder hen hadden ook een
bredere visie op de politiek. Zo besefte Falaris van Akragas
(ca. 570 -
554 v. Chr.) als eerste dat hij het grondgebied van zijn stad moest
uitbreiden om de
Carthaagse expansie naar het Oosten een
halt toe te
roepen.
|
De
5e eeuw v. Chr.
De
eerste die met plannen rondliep voor de politieke éénmaking van
alle
Griekse steden op Sicilië
- en daadwerkelijk ook het oosten van het eiland grotendeels in zijn
macht had - was Hippocrates van Gela. Zijn opvolger Gelo slaagde erin
Syracuse in te nemen (485 v. Chr.) en met Theron van Akragas een
bondgenootschap
te sluiten. Toen Selinus en Himera echter een verdrag sloten met aartsvijand
Carthago
werd een botsing
tussen de twee grootmachten
op Sicilië onvermijdelijk: de overwinning van Theron op de
Carthagers in Himera (480 v. Chr.) beveiligde de Siciliaanse Grieken
bijna een eeuw lang tegen het Carthaagse
gevaar.
Toen Hiëro
I van
Syracuse er ook in slaagde bij Kyme de Etrusken
te verslaan
(476 v. Chr.) was ook het gevaar
dat Groot Griekenland vanuit het noorden
had kunnen bedreigen
voorgoed afgewend. De relatieve vrede en de economische
welvaart
die hieruit voortvloeiden ondermijnden echter het regime van de tirannen.
In de eerste helft van de 5e eeuw v. Chr. werd de tirannie vrij algemeen
vervangen
door een democratie
waarin de handeldrijvende burgerij de invloedrijkste lobby vormde. Van
de moeilijkheden die zich de volgende jaren aandienden, wist Syracuse
handig gebruik te maken om zijn hegemonie
te verstevigen, zodat het omstreeks 440 v. Chr. de facto over ¼
van het eiland regeerde. Andere steden die zich benadeeld voelden
probeerden zich te groeperen
onder de leiding
van Athene,
hetgeen leidde tot het grote fiasco van Alcibiades in 413 v. Chr. Het
groeiende imperialisme
van Selinus en Akragas lokte anderzijds een Carthaagse
interventie uit (409
– 405 v. Chr.):
Carthago verwoestte Selinus, Himera en Akragas en namen Gela in. Van
deze noodtoestand maakte Dionysius
de Oude
gebruik om de tirannie in Syracuse
opnieuw in te stellen.
De geschiedenis van de Griekse steden op het Italiaanse vasteland in de
5e eeuw was niet minder bewogen. Locri was een bondgenoot van Syracuse tégen
Rhegium, dat van zijn kant vriendschapsbetrekkingen onderhield met
Tarentum, dat zijn positie geleidelijk aan had weten te verstevigen. In
Croton,
dat aanvankelijk onder invloed van de Pythagoreeërs
stond, braken heftige rellen uit toen de aanhangers
van deze sekte
uit de stad werden verdreven. Enkel tijdens de Atheense expeditie
tegen Sicilië
(414 v.
Chr.)
slaagden de steden er enigszins in front te vormen. Naast hun onderlinge
twisten hadden zij bovendien nog af te rekenen met de vijandigheid van
de
inheemse
Italische
bevolking, een probleem dat in Sicilië veel
minder acuut
was geweest.
|
De
4e eeuw v. Chr.
Gedurende
de hele 4e eeuw bleef Syracuse
de leidende mogendheid
in Groot Griekenland. Dionysius
de Oude
(405 – 367 v. Chr.) bracht alle Grieken in Sicilië
onder zijn macht, en nam de titel "archont van Sicilië"
aan. Herhaaldelijk
versloeg hij de Carthagers
en werkte op die manier de vergrieksing
van Sicilië in de hand. Hij slaagde er ook in zijn macht te vestigen in
Zuid-Italië
en hij durfde zich zelfs bemoeien met de aangelegenheden van het
Griekse
moederland.
Na de bewogen regering van zijn zoon Dionysius de Jongere (367 – 344
v. Chr.) voerde Timoleon (344 – 337) een timocratische
staatshervorming door, waarna pogingen ondernomen werden om een
statenbond van Griekse steden op Sicilië te stichten. Na de dood van
Timoleon leidden onlusten echter tot het herstel van de tirannie door de
opportunistische avonturier Agathocles (317 – 289 v. Chr.), die na
enkele regeringsjaren zelfs de koningstitel aannam, en grootste plannen
ondernam om Carthago
op eigen bodem te gaan
bestrijden,
hetgeen door zijn besluiteloosheid mislukte.
De Griekse steden op het vasteland hadden vaak het hoofd moeten bieden
aan de inheemse bevolking
(Lucaniërs, Bruttiërs, ...) Na de regering van Dionysius de Oude deed
Tarente een beroep op Alexander I van Epirus (een oom van Alexander
de Grote), die wel vele Italische stammen versloeg, maar
uiteindelijk op verzoek van de Tarentijnen vermoord werd, omdat ze hem
ervan verdachten zelf
een koninkrijk
op Sicilië te willen stichten.
|
De
machtsovername door de Romeinen
De
conflicten tussen Grieken en Italiërs zouden spoedig in het niet
verzinken door de opkomst van een nieuwe grootmacht. Op het einde van de
4e eeuw hadden de Romeinen de Griekse steden van Campania reeds in hun
macht. Na de onderwerping
van de Samnieten
(295 v.
Chr.) en
het sluiten van een bondgenootschap
met de Lucaniërs vormden zij nu een onmiddellijke bedreiging
voor de Grieken in Zuid-Italië. Reeds hadden verscheidene steden (Thurii,
Locri, Rhegium) de aanwezigheid van een Romeins
garnizoen aanvaard, toen Tarente in actie kwam: om de vrijheid van de
Grieken te vrijwaren beraamde het een oorlog tegen Rome, met de bijstand
van Pyrrhus van Epirus. Deze versloeg de Romeinen tot tweemaal
toe (280
/ 279 v. Chr.),
maar hij verloor daarbij een groot deel van zijn manschappen.
Inmiddels staken ook op Sicilië nieuwe gevaren de kop op. Na de dood
van Agathocles (289 v. Chr.) viel diens rijk uiteen, en zijn huurlingen
hadden Messina ingenomen (waar zij zich vestigden als "Mamertijnen",
d.i. zonen van de oorlogsgod "Mamers" of "Mars"),
vanwaaruit zij grote verwoestingen aanrichtten in het oosten van het
eiland.
Tot
overmaat van ramp sloten zij een verbond met Carthago,
en maakten zij van de verdeeldheid onder de Grieken gebruik om hun eigen
macht uit te breiden en Syracuse met hun vloot te bedreigen (278 v. Chr.).
Ook Syracuse riep Pyrrhus te hulp. Deze dreef
de Carthagers naar de westelijke hoek terug en werd overal als "koning
van Sicilië"
onthaald. Maar omdat hij het verzuimde op het juiste ogenblik vrede te
sluiten, wist hij zijn successen niet te benutten. In 275 keerde hij
naar het Italische vasteland terug, waar de situatie in zijn nadeel geëvolueerd
was. De Romeinen hadden zich inmiddels georganiseerd om zijn
krijgsolifanten efficiënter te bestrijden, zodat hij bij Beneventum een
nederlaag leed. Hij liet een garnizoen achter in Tarente en moest zich
eerloos in Epirus
terugtrekken, waarna Tarente zich in 272 aan de Romeinen moest
overgeven. Dat was het formele
einde
van de Griekse onafhankelijkheid in Zuid-Italië,
maar anderzijds het begin
van de
vergrieksing
der Romeinse beschaving. En toen de Romeinen in 270 ook Rhegium
innamen werd het duidelijk dat ook de
verovering van Sicilië
nog maar een kwestie van tijd was. De Mamertijnen gaven hiertoe de
aanleiding toen zij de hulp
van de Romeinen inriepen
tegen Carthago.
In de daarop volgende Eerste Punische Oorlog (264 – 241) konden de
Romeinen geheel Sicilië veroveren, met uitzondering van het rijk van Hiëro
II van Syracuse (269 – 215), dat ongeveer een kwart van het eiland
besloeg. Hiëro was de laatste, maar één van de knapste tirannen van
Syracuse, en zeker de meest humane. Door zijn handige
diplomatie had hij een bondgenootschap
met de Romeinen kunnen sluiten, en daarvan kon Syracuse profiteren om
opnieuw voorspoed en luister te verwerven. Maar toen de stad na zijn
dood even de zijde van Carthago koos (ontmoedigd door de Romeinse
nederlaag bij Cannae),
keerde Rome zich onverwijld tegen zijn vroegere
bondgenoot.
Na een langdurige
belegering
dank zij de verdedigingswerken
van Archimedes,
werd Syracuse uiteindelijk in 211 door verraad ingenomen en aan
een
vreselijke
plundering blootgesteld.
Sicilië werd de eerste
overzeese provincie
van het Romeinse
Rijk, en de rijkdom aan landbouwproducten (hoofdzakelijk
graan)
maakte het eiland voor de veroveraars zeer kostbaar. De graanbouw werd
uitgebreid door een sterke immigratie vanuit Italië: vele Romeinen
kochten er grote landgoederen (latifundia). Sicilië zou Rome’s
voornaamste graanleverancier blijven, totdat, onder Augustus,
Alexandria et Aegyptus die rol zou overnemen. De slechte
arbeidsomstandigheden op het grootgrondbezit leidden echter tot verwoestende
slavenoorlogen
(136 tot 132 v. Chr. en 104 tot 99 v. Chr.). Ook de vrije
bewoners van Sicilië waren meer dan eens verbitterd
over de afpersingen
van corrupte
stadhouders (vb. Verres). In de Keizertijd verbeterde het bestuur
enigszins; de Romeinse keizers werden grote landeigenaars op het eiland,
dat door de
stichting van
vele kolonies
steeds meer geromaniseerd
werd.
|
Het
einde van de Oudheid
Aan
de west Romeinse overheersing op Sicilië
kwam een eind
in de 5e eeuw, toen het eiland werd geplunderd
door de Vandalen
onder Geiserik. De Vandalen waren een Oost-Germaans
nomadisch
volk dat oorspronkelijk woonde in het midden van Noorwegen en Zweden. In 476 kwam het in handen van
Odoaker, en in 491 van de Ostrogoten. Tijdens een oorlog met de
Byzantijnen
wist Belisarius, veldheer van keizer
Justinianus,
Sicilië in 535 te
veroveren,
waarna het deel bleef uitmaken van het Byzantijnse
Rijk (
het oost Romeinse rijk ),
tot de Arabieren
in de 9e eeuw
na
. Chr met hun aanvallen begonnen .
|
Het
Romeinse/Byzantijnse
Rijk
|
|
Geschiedenis
van de wijn
De wilde
wijnstok Vitis vinifera is de wingerdsoort die druiven
produceert. Deze wingerd komt uit de Kaukasus.
Door deze centrale ligging verspreidde de druif zich snel. In Mesopotamië
(het huidige Iran en Irak) zijn bij archeologische
opgravingen kruiken van 7000 jaar
geleden
aangetroffen met sporen van wijn.
Wijn werd daar verbouwd in het vruchtbare Tweestromenland
van de Tigris en de Eufraat. Door handel met naburige landen (Libanon
en Palestina)
verspreidde de kennis van de wijnbouw zich. Zodoende kwam deze in het
oude Egypte
terecht.
Al vanaf 3000 v. Chr. hebben de Egyptenaren ons vele
afbeeldingen en wijnsporen nagelaten.
Circa 2000
jaar v. Chr. bereikte de druivenstok Griekenland.
Op Kreta
zijn amforen
en een wijnpers gevonden die dateren van 1500
jaar voor onze jaartelling. De kunst van het
wijnmaken heeft zich
daarna vanuit Griekenland
verder verspreid naar Italië, Frankrijk
en Spanje.
Amforen waren kruiken in aardewerk die gebruikt werden om graan of
vloeistoffen in te bewaren. Omdat een amfora te poreus was om wijn in te
bewaren werd er hars
aan de wijn toegevoegd. Omdat hars de houdbaarheid van wijn kennelijk
verbeterde bleven de Griekse wijnbouwers hars aan hun wijnen toevoegen:
de retsina
was de meest bekende Griekse wijn en wordt nog altijd gemaakt.
Een
andere reden voor de toevoeging van hars die genoemd wordt, is dat
mensen aan de harssmaak gewend zouden zijn geraakt, en deze anders
zouden missen. Vanaf 1980
werden moderne vinificatiemethoden
in
Griekenland geïntroduceerd en appellations contrôlées ingevoerd.
De oude
Grieken dronken hun wijn verdund met water, en gebruikten daarvoor een
drinkschaal.
De meeste
wijngebieden in het huidige Frankrijk (de Elzas
is de uitzondering) dateren uit de Romeinse
tijd. De wijnbouw kende onder de Romeinen een periode van grote
bloei,
echter in de vijfde eeuw na Christus stortte het Romeinse Rijk ineen en
de meeste wijngaarden werden vernietigd door Germanen
en Moren. In het begin van de Middeleeuwen
raakte de wijncultuur in verval. Hij kwam weer tot bloei met de komst
van het christendom: elk klooster had een eigen wijngaard om miswijn te
maken. In de streek van Doornik
tot Luik
werd in de 10e
eeuw wijn gemaakt.
Tot in de
17e
eeuw werd hoofdzakelijk jonge wijn gedronken.
Door het gebruik van
kurk
werd het daarna mogelijk wijn langer in flessen te bewaren.
|
Symposion
in het oude Griekenland
Symposion was een
bijeenkomst van vrije mannen in het oude
Griekenland.
Het was een vorm van drinkgelag.
|
|
De gasten verzamelden zich
na
het eten rond het huisaltaar, hier begon het symposion met
cultische Zuiverheidsriten zoals handenwassen en het besprenkelen met
welriekende stoffen. Hierna bekransten de aanwezigen
zichzelf en de
wijnvaten met klimop, mirte, bloemen, en witte en
rode linten.
Zo
bekenden zij zich tot de kring van Dionysosvereerders.
De eerste slok wijn uit een
rondgegeven schaal dronken de gasten ter ere van de goede geest, de Daimon.
Als teken van de godverbondenheid plengden wijn als
offer aan de goden.
Daarbij zong men onder begeleiding van de aulos, een
rietinstrument, een
oud aan Apollon gewijd cultisch lied.
Dikwijls zong men ook voor
het symposion gemaakte liederen, de Skolia. Deze schijnen
een overwegend geestige inhoud te hebben gehad –
Xenophon maakt in
zijn werk Symposion gewag van artistieke optredens. Aanwezigen
hielden geïmproviseerde redevoeringen rond een bepaald
thema – zoals
bij Plato – loste raadsels op, die men om beurten opgaf, of
onderscheidden zich bij het geliefde spel, van het vinden van treffende
vergelijkingen.
Vaak kozen de aanwezigen een symposiarch
uit hun midden. Hij was degene die de mengverhouding van de wijn
bepaalde en de thema's van de avond vastlegde. Hij zorgde voor de
gepaste orde. Van een eervolle man verwachtte men, dat hij tijdens het
drinken niet zijn deugdzaamheid vergat en daarna ook
zonder begeleiding
de weg naar huis terugvond.
De enige geschreven
voorschriften voor het vieren van een symposion zijn ons
overgeleverd in Plato zijn Nomoi.
Een gedicht met dezelfde titel
van Xenophanes van Colophon toont aan de er al reeds in de
6e eeuw v.Chr
symposia werden
gehouden.
Symposia zoals deze hier
beschreven werden tot aan het einde van de oudheid gehouden.
Dionysus
is een figuur uit de Griekse mythologie. Hij is de god van de
landbouw, de vruchtbaarheid, de natuur,
de wijn, het plezier
en de dans, het leven,
en voor onsterfelijkheid.
Hij is ook wel
bekend onder de naam Bacchus .
Het verhaal van Dionysus behoort
tot de traditie van zoenoffers, vergelijkbaar met het verhaal van
Pasen.
http://noorderlicht.vpro.nl/artikelen/31090158/
http://noorderlicht.vpro.nl/artikelen/13919171/
http://noorderlicht.vpro.nl/noorderlog/bericht/24777414/
|
Back
The
End of the Line
|
|