De verovering van het Perzische rijk door de Macedonische koning
Alexander de Grote (358-323 voor Christus) spreekt nog steeds tot de
verbeelding. Alexander was 24 jaar toen hij aan zijn veldtocht begon,
die hem tot diep in India zou voeren. Zijn dood op 33-jarige leeftijd
markeerde het begin van een nieuw tijdperk. De Griekse schrijver
Arrianus schreef ruim vier eeuwen later het verhaal van de tocht.
Zijn
werk is nu vertaald.
Julius Caesar raakte naar verluidt hevig ontdaan bij het zien van een
standbeeld van Alexander de Grote in het Spaanse Cadiz. De latere
Romeinse dictator, even in de dertig op dat moment, besefte opeens dat
hij nog niets bijzonders in zijn leven had gepresteerd, terwijl
Alexander op dezelfde leeftijd al de hele wereld aan zich had
onderworpen. Het zou een toer worden de prestaties van de Macedonische
koning te overtreffen.
Toen Alexander de Grote in 323 voor Christus in
Babylon stierf, was hij
nog geen 33 jaar oud, maar zijn naam was bij zijn dood al gevestigd.
'Naar mijn mening', schreef de Griekse schrijver Lucius Flavius Arrianus
later, 'was er in die tijd op de hele wereld geen volk, geen stad, ja,
niet één mens die niet van Alexander had gehoord.'
Arrianus overdrijft natuurlijk - zijn Perzische veldtocht van
Alexander is onlangs door Simone Mooij-Valk uit het Grieks in het
Nederlands vertaald - maar misschien niet eens zo heel erg. Van het
begin af aan heeft Alexanders verovering van het Perzische rijk tot de
verbeelding gesproken. En ook na zijn dood bleef zijn naam voortleven.
Het feit dat in de eerste eeuw voor Christus een standbeeld van hem kon
worden aangetroffen in een uithoek van het door Romeinen beheerste
Spanje, is daarvan slechts één bewijs.
De aanzet tot Alexanders veldtocht tegen de Perzen was door zijn vader
Philippos gegeven. Deze was erin geslaagd het door dynastieke twisten
verscheurde Macedonië tot een eenheid te maken, een sterk leger op de
been te brengen en de financiën van zijn koninkrijk te saneren.
Vervolgens had hij Griekenland veroverd. Daar werd Macedonië door zeer
velen beschouwd als een achtergebleven gebied, waarvan de bewoners niet
eens echte Grieken waren (of de Macedoniërs er een aparte taal op
nahielden of een Grieks dialect spraken, is tot op de dag van vandaag
omstreden). Maar er waren er ook die in Philippos de man zagen die de
hopeloos verdeelde Griekse stadstaten kon verenigen en voorop kon gaan
in een gezamenlijke oorlog tegen de erfvijand
Perzië.
Wraak voor de indertijd door de Perzische koning Xerxes in Griekenland
aangerichte verwoestingen en bevrijding van de onder het Perzische gezag
vallende Griekse steden in Klein-Azië: dat waren de leuzen waarmee
Alexander in 334 de 'kruistocht' naar het oosten begon (zijn vader was
twee jaar tevoren vermoord). Er zullen ook nog wel andere beweegredenen
zijn geweest.
Perzië beschikte over enorme rijkdommen en Alexander zelf was bezield
van een tomeloze, aan grootheidswaanzin grenzende
eerzucht. Niet zeker
is of de koning van meet af aan het hele Perzische rijk heeft willen
veroveren. Het kan zijn dat hij pas op dat idee is gekomen nadat hij
zijn eerste successen had behaald.
In veldslagen bij het riviertje de Granikos (334) en bij de plaatsen
Issos (333) en Gaugamela (331) toonde Alexander zijn niet geringe
veldheerstalent. Steden als Milete, Halikarnassos en
Tyros vielen in
zijn handen, sommige pas na hardnekkige tegenstand. Nieuwe steden werden
her en der gesticht (Alexandrië in Egypte is het bekendste voorbeeld,
maar er verrezen nog tientallen andere
Alexandrië's).
De inname van de Perzische hoofdstad Persepolis vond plaats in 330. Het
koninklijk paleis aldaar ging in vlammen op. Bij dit alles wist de
Perzische koning Darius III uit het geslacht der Achaimeniden niet beter
te doen dan telkens de vlucht te nemen. Hij werd ten slotte door een van
zijn vroegere volgelingen vermoord.
Wie gemeend mocht hebben dat Alexander zich na de verovering van
Persepolis en de dood van Darius tevreden zou stellen met het tot dan
toe bereikte, had het mis. Voort ging de veroveringstocht, oostwaarts.
Vijandelijke hinderlagen, onherbergzaam terrein, sneeuwjachten,
verzengende hitte, gebrek aan voedsel, krijgsolifanten, verwondingen,
onderlinge ruzies en zelfs samenzweringen tegen het leven van de koning
- niets kon de opmars stuiten.
Pas bij de rivier de Hyphasis in het huidige
India werd Alexander
gedwongen halt te houden: zijn soldaten sloegen aan het muiten en
weigerden verder te gaan. De terugtocht, deels door de woestijn van
Gedrosië (Baluchistan), verliep moeizaam, maar in de lente van 324 was
het leger dan eindelijk, na jaren van marcheren en vechten, terug in Susa, een van de hoofdsteden van het Perzische rijk.
In Susa (gelegen in Iran, niet ver van de grens met
Irak) vond een
merkwaardige ceremonie plaats. Alexander arrangeerde daar huwelijken
voor zichzelf en zijn vrienden. 'Zelf trouwde hij met
Barsine, de oudste
dochter van Darius', schrijft Arrianus in zijn verhaal van Alexanders
tocht, 'en volgens Aristoboulos ook nog met een ander, namelijk
Parysatis, de jongste dochter van Ochos. Hij was al getrouwd met Roxane,
de dochter van Oxyartes, de Baktriër. Aan Hephaistion gaf hij Dryeptis,
ook een dochter van Darius, een volle zuster van zijn eigen vrouw, (. .
.) en aan zijn andere vrienden gaf hij op dezelfde manier de edelste
dochters van Perzen en Meden tot vrouw; het waren er ongeveer
tachtig.
De huwelijken werden gesloten volgens Perzisch gebruik. (. . .) Iedere
bruidegom nam zijn bruid mee naar huis, en Alexander gaf aan alle
vrouwen een bruidsschat. Hij gaf bevel een lijst te maken van alle
Macedoniërs die met Aziatische vrouwen getrouwd waren (het waren er
meer dan tienduizend), en ook zij kregen
huwelijksgeschenken van
Alexander.'
De massabruiloft in Susa is wel opgevat als een bewijs voor het bestaan
van een Verschmelzungs-politiek. Dit begrip, legt Simone Mooij
uit in haar voortreffelijke inleiding, stamt van Johann Gustav Droysen,
die meende dat Alexander een versmelting tot stand wilde brengen tussen
enerzijds Macedoniërs en Grieken en anderzijds de overwonnen volken van
de Oriënt.Volgens Droysen, het prototype van de negentiende-eeuwse Duitse
professor en tevens een hartstochtelijk politicus, was zowel Philippos
als zijn zoon Alexander uitvoerder van een goddelijk plan. Macedonië
onder leiding van Philippos moest eenheid brengen onder de Grieken
(zoals het Pruisen van Bismarck later de Duitse eenheid zou
bewerkstelligen), terwijl Alexander de Grote de Griekse cultuur in het
Oosten diende te verbreiden om zo de wegbereider van het christendom te
kunnen worden. In de twintigste eeuw vinden we van Droysens gedachtegoed nog het een
en ander terug. De Britse geleerde W.W. Tarn trad in Droysens voetspoor
met de stelling dat Alexander was bezield door het ideaal van de Unity
of Mankind: alle mensen waren broeders en zouden door toedoen van de
Macedonische koning nader tot elkaar worden gebracht. De twintigste eeuw
heeft echter ook minder idealistisch gestemde Alexanders opgeleverd. Zo
lijkt volgens veel critici de Alexander van de Oostenrijker
Schachermeyer opmerkelijk veel op Adolf
Hitler.
Schachermeyer zelf zal deze kritiek mogelijk als een compliment hebben
opgevat, al heeft hij in zijn publicaties van na 1945 stilzwijgend
afstand genomen van de uitgesproken nationaal-socialistische denkbeelden
die hij eerder had verkondigd. Alexanders Verschmelzungs-politiek,
meende hij voor en tijdens de Tweede Wereldoorlog, was slechts
aanvaardbaar als deze beperkt bleef tot arische Herrenvölker.
Iedere vermenging van nordisch bloed met andere bestanddelen was een
schending van heilige biologische wetten, die niet anders dan rampzalige
gevolgen kon hebben.
Van de racistische ideeën van de jonge Schachermeyer moet men in
wetenschappelijke kring niets meer hebben. Ook hoogdravende
theorieën
à la Droysen en Tarn hebben afgedaan. Het is
zeker waar dat ten gevolge
van Alexanders tocht de door de Griekse cultuur beïnvloede wereld
groter werd (men laat met Alexanders dood de
hellenistische periode
beginnen). Maar dat dit de opzet van de Macedonische koning zou zijn
geweest, is ongeloofwaardig.
Hedendaagse historici bezien Alexanders doen en laten over het algemeen
tamelijk nuchter. Alexander was in de eerste plaats een
veroveraar. In
de ogen van de Franse geleerde Pierre Briant, auteur van een ook in het
Nederlands verschenen boek over Alexander, is bijvoorbeeld de
massabruiloft in Susa eenvoudigweg te beschouwen als een poging om
overwinnaars en overwonnenen met elkaar te
verzoenen. Daartoe was reden
genoeg.
In het besef dat de Perzische elite onmisbaar was voor het bestuur van
zijn nieuw verworven rijk had Alexander Perzen aangesteld op hoge posten
en zich ook in andere opzichten aangepast aan de Perzische wijze van
regeren en hofhouden. Dit werd door de meeste van zijn Macedonische
strijdmakkers niet gewaardeerd. Vooral Alexanders wens om de knieval te
introduceren had kwaad bloed gezet - deze vorm van eerbetoon, de normale
manier in Perzië om de koning te begroeten, kwam in de ogen van Grieken
en Macedoniërs slechts de goden toe.
Spreekbuis van degenen die zich verzetten tegen de knieval was
Kallisthenes, een in het gevolg van Alexander meereizende historicus
(hij was een neef en leerling van de grote filosoof
Aristoteles, die ook
de leermeester van Alexander is geweest). 'Ik ben het daarin wel met
Kallisthenes eens', luidt het ietwat zuinige commentaar van Arrianus in
zijn verslag van de gebeurtenissen.
Maar de wijze waarop de kritiek op Alexander door Kallisthenes naar
buiten werd gebracht, stond hem volstrekt niet aan. Daarvoor was zijn
bewondering voor Alexander te groot: 'Persoonlijk kan ik deze
gedragingen van Kallisthenes, zijn aanmatigend optreden tegen Alexander
op dat moment en zijn gebrek aan tact, absoluut niet billijken.(. . .)
Ik vind het daarom niet onredelijk dat Kallisthenes bij Alexander in
ongenade viel door zijn misplaatste vrijheid van spreken en domme
verwaandheid'.
Niet lang na de verwikkelingen rond het invoeren van de knieval werd
Kallisthenes ter dood gebracht. Hij zou betrokken zijn geweest bij een
complot tegen Alexander. Zeker is dat niet. Ook over de wijze waarop het
vonnis aan hem werd voltrokken heerst onzekerheid. In de woorden van
Arrianus: 'Kallisthenes werd volgens Aristoboulos geketend met het leger
mee rondgesleept en is vervolgens aan een ziekte gestorven. Maar
Ptolemaios, zoon van Lagos, zegt dat hij gemarteld en daarna gekruisigd
is. Zo geven zelfs zeer betrouwbare schrijvers die destijds ook in het
gezelschap van Alexander waren, geen eensluidend bericht over
opzienbarende feiten waarvan zij de toedracht kenden.'
Deze woorden geven een goede indruk van Arrianus' werkwijze. De uit
Nikomedia (nu Izmit in Turkije) afkomstige auteur van de Perzische
veldtocht van Alexander werd geboren aan het eind van de eerste eeuw na
Christus. Er liggen dus ruim vier eeuwen tussen Arrianus en de door hem
zo bewonderde Macedonische vorst. Hij moest daarom voor zijn
geschiedwerk te rade gaan bij wat voorgangers hadden geschreven. Er was
hierbij keus genoeg, maar Arrianus heeft zich, anders dan een modern
historicus zou doen, welbewust beperkingen opgelegd.
In het woord dat aan zijn geschrift voorafgaat, verklaart hij het hoe en
waarom: 'Wanneer Ptolemaios (. . .) en Aristoboulos (. . .) allebei
hetzelfde schrijven over Alexander (. . .) geef ik dat weer als volkomen
waar. Waar zij niet overeenstemmen, kies ik wat mij het betrouwbaarst
lijkt en tevens het meest vermeldenswaard is. Nog anderen hebben weer
andere dingen geschreven over Alexander; ja, je kunt wel zeggen dat er
over niemand meer of met groter verschil van mening is geschreven. Maar
Ptolemaios en Aristoboulos schenen mij het
betrouwbaarst in hun
berichtgeving; Aristoboulos omdat hij de tocht met Alexander heeft
meegemaakt, Ptolemaios omdat hij bovendien zelf koning was en het daarom
voor hem schandelijker zou zijn te liegen dan voor een ander.'
Arrianus had een slechtere keus kunnen maken bij het selecteren van zijn
bronnen. Niettemin, uitgebreider aandacht voor andere informanten dan
Aristoboulos en Ptolemaios had geen kwaad gekund.
Doordat hij zich voornamelijk heeft verlaten op twee Alexander zeer
welgezinde auteurs (hun werk is verloren gegaan), is het door Arrianus
geschetste beeld van de Macedonische koning wel heel erg positief
uitgevallen. Alsof Alexander de god was waarvoor hij zich zelf hield.
Wat dit laatste betreft, ook op dit punt weet de historicus uit
Nikomedia zijn held te verontschuldigen: 'Dat Alexander beweerde van een
god af te stammen, vind ik ook geen grote fout van hem, als het al niet
een middel was, misschien, om meer indruk te maken op zijn onderdanen.'
Wie een minder eenzijdig beeld van Alexander wil verkrijgen dan
Arrianus schetst, zal nog andere antieke auteurs moeten lezen en
interpreteren. Diodoros van Sicilië, Quintus Curtius Rufus, Justinus en
Ploutarchos zijn de voornaamste. Hun werk, dat voor een deel teruggaat
op een gemeenschappelijke bron, is niet alleen vaak negatiever, maar ook
uitvoeriger dan dat van Arrianus. Neem de berichten over het in vlammen
opgaan van het koninklijk paleis in Persepolis.Arrianus is over deze kwestie uiterst summier. Hij meldt slechts dat
Alexander zo onverstandig was om, ondanks het advies van een raadgever,
het paleis in brand te steken als vergelding voor wat de Perzen de
Grieken vroeger hadden aangedaan. Dat is alles.
Voor nadere informatie over de gang van zaken in Persepolis moeten we
elders zijn. Daar lezen we over het motief voor de brand hetzelfde. Maar
we lezen verder dat de brand het gevolg was van een uit de hand gelopen dronkemansfeest:
Alexander, uitgedaagd door een vrouw van
lichte zeden,
zou het dronken gezelschap zijn voorgegaan in een fakkeloptocht en als
eerste met zijn toorts de brand in het paleiscomplex hebben gestoken.
Zijn bijzonderheden over Alexanders drankzucht (en zijn wreedheid,
willekeur en seksuele geaardheid) op te vatten als welkome aanvullingen
op het verhaal van Arrianus? Of zijn zulke details als historisch
onbetrouwbaar af te wijzen, wegens hun te hoge Privé-gehalte? In
het verleden hebben vooral romanschrijvers de van Arrianus afwijkende
traditie gevolgd - Louis Couperus met zijn Iskander levert een
treffend voorbeeld. Historici prefereerden veelal Arrianus. De laatste
tijd echter neigen zij er meer dan voorheen toe de beide stromingen in
de overlevering te combineren.
Welke aanpak men ook verkiest, Arrianus is een van onze belangrijkste
bronnen. Het is goed dat er nu een uitstekende vertaling van zijn Perzische
veldtocht van Alexander beschikbaar is.
Hans
Teitler |
Zijn leraar was Leonidas. Ook anderen zorgden voor opvoeding van de
kleine Alexander, maar dan vooral op geestelijke en
sociale aspecten. Ook de koning zorgde voor zijn zoon.
Op 13 jarige leeftijd vertrok Alexander naar Mieza. Hier werd hij
voorbereid op zijn taak als koning. Aristoteles was zijn nieuwe
leermeester.
Toen Alexander 16 jaar oud was, vertrok Philippus II om zijn invloed in
de Bosporus en de bij de Donau uit te breiden. Voor de tijd dat hij weg
was, laat hij Alexander het bestuur van zijn land waarnemen. Kort na het
vertrek van Philippus II weet Alexander een opstand in Tractie neer te
slaan. Later in 338 voor Christus. neemt hij als commandant van de
linkervleugel met succes deel aan de Slag bij Chaeronea.
|
|
|
Na de dood van Phililippus werd Alexander verkozen tot
koning! |
|
Maar veel Griekse staten wilden Alexander niet als
koning! Daarom ging Alexander praten met de Griekse staten en overtuigde
hen van zijn goede wil om de plannen van zijn vader volledig uit te
voeren. De meeste Griekse staten waren nu tevreden.
De afgevaardigden van de Griekse staten kwamen nu bijeen om het Helleens
Verbond opnieuw te bevestigen. Tijdens deze bijeenkomst werd Alexander
benoemd tot opperbevelhebber.
|
|
|
334 voor Christus, Alexander staat klaar om Perzië
binnen te vallen.
Bij de rivier de komt het tot de eerste veldslag tussen het Macedonische
leger en de Perzen. Alexander viel direkt aan. Zo wordt de eerste
veldslag een grote overwinning voor Alexander. |
|
Alexander trekt nu verder naar het zuidwesten.
Tijdens zijn tocht krijgt Alexander weinig tegenstand. Veel steden geven
zich al over voordat Alexander de stad bereikt heeft.
In het voorjaar van 333 trekt het leger verder. Zo komt het leger in
Tarsus, aan de zuidkust aan. Weer behaalt Alexander een aantal simpele
overwinningen.
Alexander trok naar Phoenicië om de havens in dat gebied in handen te
krijgen. Hier is grote haast bij want de Perzische vloot is nog steeds
actief, niet meer om Griekenland aan te vallen, maar de
bevoorradingslijnen van Alexanders leger te bedreigen.
Bij Cilicie, vlak bij Issus, vindt de tweede grote veldslag tussen
Alexanders leger en de Perzen plaats. Darius heeft zich hier met zijn
leger opgesteld om Alexander op te wachten. Alexander viel zelf aan met
zijn elitekorps en probeerde Darius zelf te pakken te krijgen. Darius
sloeg op de vlucht. Veel Perzen vluchtten dan ook.
Alexander trekt weer verder. Veel steden in Syrië en
Palestina geven zich zonder verzet over. Alleen Gaza biedt verzet. De
hooggelegen vesting wordt belegerd. En na twee maanden van belegering
geeft de stad zich over.
|
Alexander trekt nu snel verder richting Egypte. Waar
hij door de bevolking als een bevrijder werd binnengehaald en hij dus
helemaal geen weerstand kreeg te verduren. De slimme priesters onvangen
Alexander met veel eerbetoon en verklaren dat hij de nieuwe farao is.
Bij de Nijl-delta stichtte Alexander de stad Alexandrië.
|
In het voorjaar van 331 is Alexander weer in
Phoenicië.
Vanuit Phoenicië trekt Alexander verder Perzië in. Darius heeft
intussen anderhalf jaar de tijd gehad om een nieuw leger te vormen.
Het is 1 oktober 331. De slag bij Gaugamela begint. En
weer wist Alexander het Perzische leger te verslaan.
Alexander trekt nu verder richting Babylon. Hij heeft besloten om eerst
de kernlanden van het Perzische rijk te veroveren en Darius later wel te
pakken. Als Alexander in Babylon aankomt wordt hij met gejuich
ontvangen.
Alexander gaat naat het oosten, Darius achterna. Darius wordt bij
Hecatompylos gevonden door Alexander. De koning van Perzië is nu dood.
Alexander beschouwt zich als koning van Perzië.
|
Veel soldaten van Alexander vinden dat het nu wel
genoeg geweest is en willen terug naar huis. Maar Alexander wil meer,
naar het oosten: naar de rand van Azië.
Het word een zware veldtocht dwars door het ruwe
berggebied heen.
Alexander lijkt nu op de winnende hand. Weer is er een onneembare burcht
hoog in de Sogdiaanse bergen. Op wonderbaarlijke wijze weet Alexander de
burcht te nemen. De beeldschone dochter van Oxyartes, Roxane, die
pas 13 jaar oud is, maakt veel indruk op Alexander.
|
|
In de zomer van 327 kan Alexander zich dan eindelijk gereed maken voor
zijn tocht naar Indië. In de zomer van 326 bereikt hij dan eindelijk de
Indus.
Koning Taxiles geeft zich zonder verzet over en erkent Alexander als de
opperkoning van Azië. Veel koningen volgen zijn voorbeeld.
Maar Alexander heeft weer nieuwe plannen. Azië blijkt veel groter dan
hij had gedacht. Hij heeft gehoord dat er zich in het oosten nog meer
grote rijken bevinden. Ook deze rijken wil Alexander veroveren.
Maar deze keer weigeren de generaals. En ook de legervergadering spreekt
zich tegen dit besluit uit. Alexander is hierover erg boos maar toch
geeft hij toe. Ze gaan terug.
|
In november 326 varen de schepen naar het zuiden. Ook
Alexander is op de vloot. Maar het grootste deel van het leger trekt te
voet langs de oevers.
De afstand naar het eigenlijke Perzië is nog groot.
Alexander gaat naar Persepolis omdat hij heeft gehoord dat het bestuur
in zijn rijk een puinhoop is.
Nadat Alexander de nodige maatregelen heeft genomen trekt hij verder
naar Susa.
|
Na de lange rustperiode, waarin Alexander orde op
zaken heeft gesteld in zijn rijk, wil Alexander de kusten van Arabië
onderzoeken. Hij begint met de voorbereiding van zijn reis naar
Arabië. Maar als de voorbereidingen bijna klaar zijn, wordt Alexander
ziek. Hij krijgt koorts en het wordt steeds erger. Na enkele dagen
ziekte overlijdt Alexander op 13 Juli van het jaar 323.
Het enorme rijk van Alexander valt uiteen.
|
|
In
het Orakel van Delfi |
|
The End
of the Line |