Begin
Kwartierstaat
Koos
van Rijn
Grafische
versie 1
Grafische
versie 2
Grafische
versie 3
Nieuws
2009
2010
2011
2012
2013
2014
Over Ons
Rembrandt
Onze
honden
Reuen
Teven
Nakomelingen
Foto's Nakomelingen
In
loving memory
Pups
Planning
Fotogallery
Nostalgisch
Type 1
Nostalgisch Type 2
Waterwerk
Shows
Kopstudie
Wandelingen
Hoek
van Holland 1
Hoek
van Holland 2
Bron
Newfoundlander
Newfoundland
Oeroorsprong
Oorsprong
L Anse aux Meadows
Tibet Dog
Tibet
Dog2
Lord
Byron
Fokken
Pup/Fok-Advies
FokFaciliteiten
Dekmoment
Vruchtbaarheid
Ontwikkeling
embryo
FCI
- Rasstandaard
Kynologische
termen
Voeding
Afspeenmethode
Marskwa's adagiums
Genetica
Kleurvererving
HD-ED
vererving
Kynethologie
Dilatatie
DNA:
From where I am
Evolutie
Theorie
Bioritmiek
Freud
Deugdethiek
Teek
Care
De
andere Passie
Odysseus
Sprookje
Alexander
de Grote
Peloponnesos
Hippocrates
Magisch
Realisme
Filosoferen
over sex
Magna
Graecia
Boeddhisme
Klimaat
Israël
Agape
Christus
was een filosoof
Astrologie
Maanstanden
Links
Webcams
HvH
|
|
Dire
Strait : Private Investigation
Bron:
Centennial Conference Dutch Kennel Club, 2 juli 2002
Bron: Zijn heupdysplasie en elleboogdysplasie
erfelijk?
Prof. Dr.
H.A.W. Hazewinkel
Faculteit der Diergeneeskunde, Vakgroep Geneeskunde van
Gezelschapsdieren,
Universiteit Utrecht |
Inleiding
In de veterinaire praktijk vallen heupdysplasie (HD)
en elleboogdysplasie (ED) onder de meest voorkomende orthopedische
afwijkingen. Beide komen vooral voor bij middelgrote en grote honden,
beide zijn ontwikkelingsstoornissen, en beide zijn voor de patiënt vaak
een bron van veel pijn en ongemak. Daar komt nog bij dat,
niettegenstaande de inzet van individuele fokkers en rasverenigingen, HD
en ED onverwachts de kop kunnen opsteken bij een of meer honden terwijl
nestgenoten van diezelfde honden géén klinische tekenen van
kreupelheid tonen. Alvorens in te gaan op de vraag die in de titel van
deze bijdrage wordt gesteld - zijn HD en ED
erfelijk?
- geef ik eerst
wat achtergrondinformatie over deze aandoeningen.
|
Ontwikkeling
van heup- en ellebooggewricht
Het skelet van een hondenembryo is aanvankelijk
een structuur van kraakbeen. Kraakbeen is zacht weefsel dat groeit door
celvermenigvuldiging en door vergroting van de individuele
kraakbeencellen. Dit is vergelijkbaar met het meeste andere weefsel in
het lichaam, maar anders dan botweefsel. Botweefsel heeft een vaste
structuur en bevat botcellen die zich niet kunnen delen en die niet
kunnen groeien. Tegen de tijd dat de pup wordt geboren, wordt het
kraakbeen in het midden en in de uiteinden van lange beenderen vervangen
door bot. Alleen tussen deze benige centra en aan het einde van het bot
blijft kraakbeen aanwezig, dat in dit stadium groeischijfkraakbeen wordt
genoemd omdat het ervoor zorgt dat het skelet na de geboorte nog kan
groeien. Het kraakbeen van de groeischijven tussen de benige delen zorgt
ervoor dat de lange botten in de lengte groeien. Het kraakbeen dat de
botuiteinden van gewrichten bedekt zorgt voor de groei in diameter van
dat deel van het skelet. Het proces van kraakbeengroei wordt gevolgd
door transformatie van het kraakbeen naar het veel hardere botweefsel.
Wanneer dit verbeningsproces is voltooid en alle groeischijven zijn
vervangen door bot, groeit het skelet niet meer: het dier is volgroeid.
Maar dit betekent niet dat het verbeende skelet niet meer verandert van
vorm en samenstelling. Bot wordt afgebroken door speciaal daarvoor
toegeruste cellen en wordt waar nodig vervangen door andere cellen.
Botmodelleren begint al in de jeugd en gaat door bij volwassen dieren.
De groeicurve van opgroeiende honden van grote rassen verloopt steiler
dan die van jonge honden van kleine rassen, vooral tussen de eerste drie
en zes levensmaanden. Met andere woorden, de groei van pups van grote
rassen gaat samen met een snellere groei in kilo’s lichaamsgewicht en
in centimeters botlengte per week. Verschillen
in groeisnelheid worden ook veroorzaakt door individuele variatie in
hormonen (mannelijke versus vrouwelijke hormonen) en in
milieuomstandigheden. Onder die laatste vallen ook de kwaliteit en de
hoeveelheid van de dagelijkse voeding. Deze factoren beïnvloeden niet
alleen de groei van kraakbeen maar ook de botvernieuwing. Het
heupgewricht bestaat uit de heupkom (het acetabulum) en de heupkop (caput
femoris) op een hals. Bij de opgroeiende hond bestaat de heupkom uit
vier kleine botdelen, met kraakbeenzones daartussen, zodat de doorsnede
van de kom groter kan worden en zich kan aanpassen aan de groei van de
kop. De kop groeit via het proces van kraakbeengroei en verbening tot
bot. Tijdens de groei verandert de hals, waarbij de contacthoek tussen
kom en kop aangepast wordt. Kop en kom worden bijeen gehouden door een
kleine gewrichtsband, het kapsel van de gewrichtsholte en de spieren
rond het heupgewricht. Een goede aansluiting en pasvorm zorgen dat kom
en kop zich harmonieus kunnen ontwikkelen. Als de kop niet, of niet
goed, in de kom zit, wordt de kom onvoldoende diep. Als de
kraakbeengroei van de kop wordt belemmerd, dan blijft die te klein of
‘onvolwassen’ (en daarom kwetsbaar). Wordt de skeletomvorming
belemmerd, dan is de richting van de hals niet aangepast aan het
groeiende skelet. Het ellebooggewricht wordt gevormd door drie
beenderen: de bovenarm (humerus) en de bijeenhorende botten in de
onderarm, het spaakbeen (radius) en de ellepijp (ulna). Deze drie
beenderen passen perfect in elkaar, zodat de elleboog kan strekken en
buigen. Verder kan de onderarm in zekere mate draaien
(schroevendraaierbeweging), wat vooral een beweging is tussen spaakbeen
en ellepijp. De ellepijp heeft twee belangrijke uitsteeksels: (1) het
processus anconeus, dat van belang is bij het strekken van het gewricht,
en (2) het processus coronoïdeus, dat van belang is bij de draaiende
beweging van ellepijp rond spaakbeen. Zoals alle skeletonderdelen zijn
het processus anconeus en het processus coronoideus aanvankelijk van
kraakbeen; tijdens de groei wordt dit vervangen door benig weefsel. Dit
verbeningsproces is met 5 tot 7 maanden zo goed als voltooid. Als de
lengtegroei van spaakbeen of ellepijp wordt belemmerd, kan de kom die
deze twee beenderen samen vormen onvoldoende aansluiten op de vorm van
de kop van de bovenarm; het resultaat is een incongruentie met het
gewrichtsvlak van de humerus. Als er abnormale schuifkrachten worden
uitgeoefend op het processus anconeus of het processus coronoïdeus,
kunnen deze afbreken. De ontwikkeling van kraakbeen ter afdekking van
het benige deel van het processus coronoïdeus of op het gewrichtsvlak
van de humerus kan verstoord worden, hetgeen tot plaatselijke verdikking
kan leiden. Zo'n kwetsbaar stukje kraakbeen kan afbreken; het gevolg is
een gefragmenteerd processus coronoideus of een los flapje kraakbeen.
|
Heupdysplasie (HD)
Door een stoornis in de normale ontwikkeling van
heupkom en -kop en een slechte aansluiting van deze beenderen zullen
delen van het kraakbeenomhulsel overbelast raken. Dit veroorzaakt
vervorming van het kraakbeen en uiteindelijk misvorming van het
gewricht. Bovendien zal de instabiliteit van het gewricht leiden tot een
stoornis van het kraakbeen en gewrichtsontsteking, hetgeen pijnlijk is.
De kop zal uiteindelijk niet langer diep in de kom passen waardoor het
heupgewricht misvormd (dysplastisch) wordt. De gewrichtsontsteking wordt
chronisch (osteoarthrose), hetgeen leidt tot beperkte
bewegingsmogelijkheid van de heupgewrichten en tot pijn tijdens en
vooral na activiteit. Bij osteoarthrose groeit nieuw bot (osteophyten)
aan de randen van het gewricht, rond de kom en op de hals. Deze
osteophyten woekeren alle kanten op, de groeisnelheid is afhankelijk van
de ernst van de osteoarthrose. Bij jonge honden van 4 tot 12 maanden is
pijn de meest opvallende klinische indicatie van HD: pijn tijdens het
staan (de hond gaat snel weer zitten), pijn tijdens het lopen (de hond
weigert te lopen, loopt met zwaaiende heupen), en pijn bij springen of
klimmen. Een slechte of goede aansluiting van kop en kom kan worden
aangetoond met speciale klinische of radiologische technieken. Met röntgenfoto’s
kan de aansluiting van kop en kom objectief worden gekwantificeerd door
bepaling van de Norbergwaarde en botwoekeringen kunnen met speciale
radiologische beelden zichtbaar worden gemaakt. Bij oudere honden gaat
het vooral om pijn na te zware inspanning, en niet zozeer om niet graag
te willen of kunnen staan, lopen, springen of klimmen. Bij jonge honden
met HD-klachten kan een slechte aansluiting van kop en kom operatief
gecorrigeerd worden. Bij volwassen honden kan een kunstmatig gewricht
ingebracht worden. Niet-operatieve behandelingen zijn aangepaste
lichaamsbeweging, gewichtsbeperking en medicatie.
|
Elleboogdysplasie (ED)
De term "elleboogdysplasie" (ED) omvat
een aantal onderling onafhankelijke afwijkingen die alle in het
ellebooggewricht optreden en vooral voorkomen bij jonge honden van
grotere rassen. Deze afwijkingen veroorzaken pijn en leiden uiteindelijk
tot invaliderende osteoarthrose van het aangetaste gewricht.
De meest frequent voorkomende diagnoses van stoornissen die onder ED
vallen, zijn: (1) een losgeraakt processus aconeus (los processus
anconeus = LPA); (2) een losgeraakt of afgebroken processus coronoïdeus
(LPC); (3) een los stukje gewrichtskraakbeen afkomstig van de humerus (osteochondrosis
dissecans, OCD); (4) twee verschillende vormen van
gewrichtsincongruentie met gestoorde groei van de radius of de ulna (dat
wil zeggen, de kom sluit niet perfect aan op het gewrichtsvlak van de
humerus). De losse stukjes bot of kraakbeen in het geval van LPA, LPC of
OCD irriteren het gewricht en veroorzaken pijn, gewrichtsontsteking en
uiteindelijk osteoarthrose. Elleboog Incongruentie (EI) veroorzaakt
schuifkrachten op en mogelijke losraking van het processus anconeus of
coronoïdeus, met als gevolg LPA of LPC. EI veroorzaakt ook te zware
belasting van een kleiner draagvlak van het gewricht, waardoor het
kraakbeen wordt aangetast met als gevolg pijnlijke gewrichtsontsteking
en uiteindelijk osteoarthrose.
Een hond met één aangetaste elleboog zal ergens tussen 4 en 6 maanden
beginnen te kreupelen. Als beide ellebogen door ED zijn aangetast, dan
zullen de enige indicaties waarschijnlijk een korte paslengte en een
tegenzin om te rennen en te spelen zijn. Bij klinisch onderzoek kan men
een licht gekraak horen of voelen als het gewricht wordt bewogen. LPA,
OCD en EI kunnen zichtbaar gemaakt worden op drie verschillende
radiologische opnamerichtingen. LPC is in de beginfase moeilijk te zien
en wordt pas duidelijker zichtbaar als zich tekenen van osteoarthrose
ontwikkelen. Operatieve verwijdering van irriterende losse fragmenten (LPA,
LPC, OCD) of operatief vastzetten van het LPA, en chirurgische correctie
van incongruentie zijn geïndiceerd in de meeste gevallen van milde
osteoarthrose. Bij ernstige osteoarthrose van het ellebooggewricht is de
prognose voor volledig herstel matig tot slecht. Niet-operatieve
behandeling van osteoarthrose omvat verminderde dagelijkse inspanning,
beperking van lichaamsgewicht en medicatie om kraakbeengroei te
bevorderen, gewrichtsontsteking te remmen en pijn te verminderen.
|
Invloeden
van het milieu op HD en ED
Dr. Kealy verrichtte een heel interessant
onderzoek met 20 Labrador-paren.Per paar ging het om 2 nestgenoten
van hetzelfde geslacht, die samen in één kennel waren gehuisvest. Eén
van de twee mocht zoveel eten
als hij/zij wilde, terwijl de ander 2/3
van die hoeveelheid kreeg. Met regelmatige tussenpozen werden alle
honden gewogen en geröntgend. De honden die onbeperkt mochten eten
bereikten een gemiddeld lichaamsgewicht van 32 kg, hun nestgenoten die
de beperkte hoeveelheid voedsel kregen bereikten een gemiddeld gewicht
van 23 kg, terwijl alle honden dezelfde
beenlengte hadden. De losheid
van de heupen (uitgedrukt met de Norbergwaarde) en de mate van
osteophytenvorming (osteoarthrose) was bij de ongelimiteerd
gevoerde
honden groter
dan bij de beperkt gevoerde honden. Voor Duitse Doggen
grootgebracht op voer met veel mineralen, vitaminen en energie toonde
dr. Hedhammar aan dat bij onbeperkt gevoerde honden het modelleren van
kop en hals van dijbeen achterbleef
vergeleken met beperkt
gevoerde
nestgenoten, waardoor de kop slechter in de kom past. Dr. Kasström
toonde voor nesten van Duitse Herders, Golden Retrievers en Labrador
Retrievers aan dat onbeperkte
voeding leidde
tot frequentere en
zwaardere
HD dan gevonden werd bij beperkt gevoerde nestgenoten. De
uiteindelijke heupscore had meer te maken met voeding
en gewichtstoename
dan met losheid van het gewricht bij de jonge hond. In Utrecht werd
aangetoond
dat bij Duitse Doggen grootgebracht op voer met een
hoog calciumgehalte, de kraakbeenkernen in de elleboog op latere leeftijd
verbeenden dan het geval was bij honden die opgroeiden met een
gebalanceerd voer met een lager calciumgehalte.
Ook afwijkingen in
de lengtegroei van het spaakbeen en de ellepijp, waardoor EI ontstaat,
werden vaker gevonden bij Duitse Doggen die te veel
calcium kregen.
Tevens werden stoornissen in kraakbeentransformatie (OCD) vaker
geconstateerd bij Duitse Doggen die opgroeiden met een
calciumrijk voer
dan bij nestgenoten met een gebalanceerd dieet. Bij honden van
kleine rassen veroorzaakte een hoge mineraalopname niet de
skeletstoornissen die we bij de grote rassen zien.
Ook voeding
met
een hoog vitamine-D-gehalte
kan leiden tot symptomen van OCD en/of
verstoorde groei
van spaakbeen of ellepijp. Onderzoek van Nap c.s.
toonde aan dat voedsel met een hoog eiwitgehalte, zoals puppyvoer van
goede kwaliteit, géén
negatieve invloed heeft op de
skeletontwikkeling.
Samengevat:
snelgroeiende honden kunnen HD en/of ED ontwikkelen wanneer ze worden
grootgebracht op een mineralen- of vitaminenrijke
voeding, of zelfs
als
ze een overdadige hoeveelheid
gebalanceerd voer krijgen, terwijl ras- en
zelfs nestgenoten die met correcte voeding.worden grootgebracht géén
HD of ED krijgen. Hondenvoer met de optimale hoeveelheid mineralen,
vitaminen, eiwitten en koolhydraten schept de basis voor een normale
kraakbeenontwikkeling, voor verbening van het kraakbeen, en voor
definitief modelleren van de beenderen. In vroeger tijden, toen er nog
geen puppyvoer beschikbaar was met een lage mineraal- en
energiebalans,
adviseerden dierenartsen om puppies
een voer
voor volwassen honden te
geven, om zo de opname
van mineralen, vitaminen en energie
te beperken.
Maar de toen
lagere energiewaarde van het voedsel dwong de pup om meer
grammen van dat 'volwassen' voer te eten. Daardoor kwam ook de
dagelijkse opname van mineralen en vitaminen boven de optimale
hoeveelheid uit, waardoor skeletstoornissen zoals HD en ED onopzettelijk
gestimuleerd werden. Recent
onderzoek heeft uitgewezen dat honden van
reuzenrassen die grootgebracht worden op een gebalanceerd puppydieet met
maximaal 0,8 tot 1% calcium (% van droge stof) zowel een versneld proces
van botvernieuwing kennen als een niet-verstoorde kraakbeengroei en
verbening van het kraakbeen. In combinatie met een verminderde
energieopname ( dus niet
te veel
geven )
schept
dit voer de
optimale omstandigheden voor een
ongestoorde skeletontwikkeling.
|
HD
en ED zijn dus geen
erfelijke afwijkingen?
We hebben gezien dat voeding een belangrijke
invloed heeft op de mate waarin HD en ED optreden. Dit geldt vooral voor
jonge honden van grote rassen, die sneller groeien dan de pups van
kleine rassen. Uit onderzoeken van Nap c.s. onder dwergpoedels bleek dat
een teveel aan mineralen slechts milde, klinisch niet-relevante gevolgen
had voor de skeletontwikkeling bij deze kleine tot middelgrote honden.
Dr. Ubbink en anderen toonden aan dat bij de Nederlandse
Labradorpopulatie ED wordt aangetroffen in bepaalde verwante
subpopulaties. Daarnaast toonde Ubbink aan dat LPC en OCD voornamelijk
in verschillende subpopulaties optreden, en slechts zelden tegelijk in
dezelfde subpopulatie worden gevonden. In een onderzoek onder Berner
Sennenhonden met röntgenologisch gediagnosticeerde ED (met name LPC met
EI) bleek dat deze honden dezelfde levensstijl, huisvesting en
voedingsregimes hadden als een vergelijkbare groep Berner Sennenhonden
met ED-vrije ellebooggewrichten op röntgenfoto’s.
Deze studies lijken
aan te geven dat de ontwikkeling van ED onafhankelijk is van voeding,
levensstijl
of huisvesting.
Populatieanalyse gaf aan dat HD en ED een
lage
erfelijkheidsgraad (h²)
hebben, die voor verschillende onderzochte
rassen onder min of meer uniforme milieuomstandigheden varieert van :
0,2
tot
0,6 = 20% tot
60%
voor HD,
en van 0,24
tot
0,55
= 24% tot 55% voor ED.
Met andere
woorden:
zowel HD als ED vereist een sterke invloed van het milieu
om duidelijk
tot uiting
te komen.
Als
we de resultaten van bovenstaande studies combineren, kan
geconcludeerd
worden dat HD en ED optreden bij honden van bepaalde rassen en dat deze
afwijkingen zich zullen ontwikkelen onder bepaalde milieuomstandigheden.
Naar de invloed van voeding - één van die omstandigheden - is veel
onderzoek gedaan. Theoretisch zou het mogelijk zijn honden van kwetsbare
rassen op te laten groeien onder milieuomstandigheden die het tot uiting
komen van HD en ED bevorderen, om zo de genotypische lijders te vinden.
We zullen echter meer geneigd zijn om jonge honden van HD- en
ED-gevoelige rassen groot te brengen met een optimale kwaliteit en
kwantiteit van voeding, en met beperkte
beweging, om niet het risico te
lopen dat we de ontwikkeling van skeletstoornissen
stimuleren. Het
gevolg daarvan is dat de genotypen van HD en ED
onopgemerkt blijven in
de populatie, en pas naar voren komen in een volgende generatie, als
nakomelingen van fenotypisch vrije honden onder
minder gunstige
omstandigheden worden grootgebracht. Om te voorkomen de genen voor
HD en
ED in de populatie verspreid raken, dienen de fokdieren nauwgezet op HD
en ED onderzocht te worden, met de meest moderne technieken. Voor de
fokkerij moeten honden met onaangetaste gewrichten of
met de minst
ernstige gradatie van de stoornis worden ingezet.
Onderzoek
van volledige nesten van Labrador Retrievers toonde aan dat uit
fenotypisch gezonde ouders honden met ED worden geboren. Uit
analyse bleek dat het gen voor LPC in dit ras hoogstwaarschijnlijk
dominant met variabele expressie is: vooral bij reuen correspondeert het
genotype met het fenotype, terwijl bij de teven het gen voor LPC
verborgen kan blijven. Deze wijze van vererving is een tweede oorzaak
voor onverwacht her-optreden van een skeletafwijking in een volgende
generatie. Onderzoek bij honden met HD heeft aangetoond dat dit wellicht
een polygenetische stoornis is, waarbij meerdere afwijkende genen moeten
samenkomen om de HD tot uiting
te brengen in een aangetaste hond.
Aanvullend
op het onderzoek van individuele fokdieren, zal nakomelingen- en
familieonderzoek helpen om inzicht te krijgen in de genotypen van het
fokmateriaal. Er zijn aanwijzingen, op basis van recent
moleculair-biologisch onderzoek, dat zowel HD als ED "major
gene" fenomenen zijn, dat wil zeggen dat één of meer
genen een
hoofdrol spelen bij het optreden van deze afwijkingen. Het is de
verantwoordelijkheid van de internationale kennelclubs om onderzoek te
stimuleren en te ondersteunen om deze genen te
lokaliseren, om zo de
dragers, die de afwijkende genen aan de volgende generatie doorgeven, te
kunnen opsporen. Het zal nog enige
hondengeneraties duren alvorens
DNA-onderzoek voor
HD of ED realiteit is. Daarom is het nu tijd dat de
internationale kennelclubs tot een uniform systeem van beoordeling en
registratie komen en bekendmaken op welke methode hun beoordeling is
gebaseerd, zodat fokkers in binnen- en buitenland inzicht krijgen in de
status van heup- en ellebooggewrichten. Op dit moment hebben we te maken
met een gevaarlijke paradox: honden uit landen met de meest gevoelige
beoordelingsmethode voor HD en ED kunnen lager scoren en het daardoor op
de internationale markt verliezen van honden die getest zijn met behulp
van onderzoeksmethoden die volgens de moderne veterinaire inzichten niet
meer acceptabel zijn.
|
Samenvatting:
HD en ED zijn beide stoornissen in de ontwikkeling
van het snelgroeiende skelet, die samengaan met veel lijden voor de
aangetaste honden en hun eigenaars. In risicorassen treden HD en ED
veelvuldiger
en in ernstiger
mate op bij honden die worden grootgebracht
op voer
met een hoog
vitamine- of mineralengehalte, op voer
verrijkt met
mineraal- of vitaminesupplementen, of wanneer het voedselaanbod
onbeperkt is. Anderzijds kan een verlaagde
inname van calcium (optimaal
is 0,8-1,0% Ca/droge stof) en beperkte energieopname het optreden van HD
en ED onderdrukken. De wijze van vererving,
de lage erfelijkheidsgraad
en de grote invloed van milieuomstandigheden
(vooral dagelijkse voeding)
op het optreden van HD en ED in genotypisch aangetaste dieren kunnen de
redenen zijn dat fokdieren waarvan werd aangenomen
dat zij vrij waren
van HD en ED toch lijders onder hun nakomelingen hebben. DNA-testen
dienen het toekomstige doel voor internationale kennelclubs en
rasverenigingen te zijn. Nauwgezet en consequent testen van fokdieren en
hun naaste verwanten, en heldere internationale certificering van heup-
en elleboogstatus zijn de belangrijkste punten voor de hedendaagse
kynologie om verspreiding van de genen
gerelateerd
aan HD en ED binnen
de risicorassen, en daarmee het optreden van deze invaliderende
stoornissen, tegen te gaan.
|
Bovenstaand
artikel hebben wij niet gepubliceerd om mensen te doen geloven dat ze
altijd zelf schuldig
zijn als HD of ED optreedt. Het is echter wel
belangrijk te weten dat omgevingsfactoren
ook een belangrijke rol
spelen.
Ondanks dit, is het toch niet verstandig
om met röntgenologisch
slechte honden te fokken.
Wij kennen nl. inmiddels voldoende Cane Corsos
die volgens bovenstaand artikel alles fout hebben gedaan wat ze maar
fout konden doen en desondanks nog hele
goede heupen
hadden.
( dus niet
gerelateerd genotypisch aangetast ).
Goede
heupen en ellebogen blijft ook afhankelijk van de
kwaliteiten van
de
ouders en voorouders.
( HD/ED-vrij zijn en
kan toch
gerelateerd genotypisch aangetast
zijn ) .
|
VOORBEELD
1 van : The End of the Line
|
Sire
CH Yasser v.h. Turfveld
Zw ,
CH Lux, W ' 92, W ' 93, W ' 94,
HD
A ,
( Nw 40 -
0 ) |
Sire
Fjordblinks Oscar Zw,
HD
B |
Sire
Fjordblinks Hakon Zw , HD A |
Youngster
v. Porte Amarre zw, HD
A |
Christina
Zw,
HD
A |
Dam
Aija Br, HD A |
Canis
Major Niger Rex Zw,
HD
A |
La
Bellas Odette B,
HD
A |
Dam
Kiki van Porte Amarre,Zw,HD D
|
Sire
Cico von Soven Zw, HD B |
karel
v.d Niederburg Zw, HD
A |
Ante
von Söven Zw,
HD
C |
Dam
Begijntje van Porte Amarre Zw,HD ? |
La
Belas Yack Zw, HD
A |
Salom
v. Porte Amarre zw,
HD
? |
Dam
Suzanne v.h. Turfveld
Zw,
HD
B , ( Nw 40 -
0 ) |
Sire
De Hulpe's Dosh Zw, HD D |
Sire
Aljoscha van Jantoine Zw ,HD D |
Uunnilo
Dontevka Zw, HD
D |
De
Hulpes Bianca Zw, HD
D |
Dam
Dukeroy's Cindy Zw, HD C |
Royo
v.h Hoogveen Zw, HD
D |
Sybille
von Meggenhorn Zw, HD ? |
Dam
Mirthe v.h. Turfveld Zw,
HD C |
Sire
Aljoscha van Jantoine Zw, HD D |
Uunnilo
Dontevka Zw, HD D |
De
Hulpes Bianca Zw, HD D |
Dam
Kiki van Porte Amarre Zw,
HD
D |
Cico
von Söven Zw, HD B |
Begijntje
v. Porte Amarre Zw,
HD ? |
|
CH
:
Nigel
Lady van het Turfveld HD
NW-40-0 = FCI - HDA ( 1992 )
Stammoeder van de
Berenstal kennel .
CH
: Quo
Vadis Domine van het
Turfveld HD
NW-37-2 = FCI - HDC ( 1993 )
Stamvader van The
End of the Line
kennel .
Zie hierboven het voorbeeld
en resultaat van broer en zus uit deze combinatie,
en grootgebracht met vers voer .
Dus
afgepast voer, wat bij Domine niet helemaal goed is verlopen
.
Veel te veel eten gegeven en groenten er door gedaan , dus te veel mineralen en
vitamienen
gekregen
in de groeifase , met als gevolg langdurige
diarree, waardoor de gerelateerde
genotypische aangetaste
genen
hun invloed daarin hebben gehad.
Er waren ook
nestgenoten
bij met
volledig
misvormde
gewrichten
en daar kan dan ook
niemand
wat aan doen, omdat deze honden een bundeling
van alle gerelateerde
genotypische aangetaste genen van
beide
ouders hebben
mee gekregen
en daar doet een goed voederpatroon ook niets meer aan. Volledig
misvormde gewrichten of
nog erger, helemaal
geen gewrichten moet je eigenlijk zien als een ziekte.
Dit kan zelfs na 12-generaties zich
openbaren ja ook, na generaties lang een
goed
HD beleid.
|
Voorbeeld 2 van : For
Romance of The End of the Line [
25-12-2002 ]
|
HDA - ED0/2 " Kiss of the spider, vanuit het
milieu
( trauma) opgelopen "
Bij een Kiss of
the spider
heeft de hond geen ED, maar heeft een zoentje van het spinnenweb
gehad maar is er nog niet door gevangen maar, kan er in de toekomst
toch
last van krijgen en daarom geeft de
beoordelings commissie v.d. Raad van
Beheer de gradatie 2.
|
Links |
Rechts |
Arthrose |
Vrij |
Graad 2 |
Diagnose
: |
|
|
OCD |
Vrij |
Vrij |
LPC |
Vrij |
Aanwezig |
LPA |
Vrij |
Vrij |
Inc |
Vrij |
Vrij |
Eindbeoordeling ED ( Kiss of the spider
) :
GRAAD 2
|
Sire
WW/Int/CH Captain Moritz Berenbont ,Cyst. vry -Hart.-vry, Br
HD B
|
Sire
Int/CH Galaxie du lac Brule Zw, HD A
|
Sire
CH Dauphin des Croisieres, Zw
HD A
|
Sire
Aro vom Friedbach, Zw , HD A
|
Dam
Int/CH Heroine von Luxemburg,Zw
HD B
|
Dam
Molar Teddy's Lass , Zw
HD A
|
Sire
CH Dulrick's Bon Vivant, Zw ,HD B
|
Dam
Marcapents Maggie Muggins ,Zw HD A
|
Dam
CH Cha-Cha van Beerkestein, Br,
HD B
|
Sire
Int/CH Bastiaan van Beerkestein, Br
HD A
|
Sire
Fastwin of the Dark Blossom Zw ,HD B
|
Dam
Dukeroy's Elske Bertha, Br ,HD B
|
Dam
Aurelie Lotte van Beerkestein Zw
HD B
|
Sire
Loko van het Hoogveen, Zw, HD C
|
Dam
Dukeroy's Elske Bertha, Br, HD B
|
Dam
Dutchess of the End of the Line
Cyst. vry, Br
HD A
EDO
|
Sire
Vercordia's Vladimir, Zw
HD A
|
Sire
CH Cle Bas Charlie Brown, Br
HD A
|
Sire
Zambassadoursgardens Sacc Teddy Bear,Br HDA
|
Dam
Klams Brown Ph-Troll - Igth , Br HD ?
|
Dam
Vercordia's Silke Zw
HD B
|
Sire
Ward vom Goldschlager, Zw HD B
|
Dam
CH Oak Cottage Carmen, Zw , HD C
|
Dam
Chestnut v.d. Berenstal , Br
HD B1
|
Sire
CH
Quo Vadis Domine v.h.
Turfveld,
Zw
HD C
|
Sire
CH Yasser v.h. Turfveld, Zw ,HD A
|
Dam
Suzanne v.h. Turfveld, Zw ,HD B
|
Dam
CH Amily v.d. Berenstal Br
HD A
|
Sire
Niels v.h. Hoogveen, Zw ,HD B
|
Dam
CH Nigel Lady v.h. Turfveld,
Zw ,HD A
|
|
Ook uit deze
combinatie
kwam een nestgenoot met volledig misvormde
gewrichten
( zowat 8 jaar en overleden aan leukemie )
en daar kan NIEMAND
maar dan ook NIEMAND
wat aan doen ,
zeker als de eigennaar zich aan het milieu en
voederpatroon heeft gehouden .
Het is een dilemma
/ schrikbeeld waar
iedere fokker van gruwelt.
Je kan het gedrag van de gerelateerde
genotypische aangetaste genen
zo'n beetje vergelijken met het witte si-gen
" Irish Spotting " wat generaties lang meelift en zich dan ineens openbaart,
al heeft dit helemaal niets met invloeden van gezondheid
en milieu/eetpatroon te maken, maar dient
om er een beter inzicht
in te krijgen.
|
bruine
met si-gen
(
KBKBbbCCDDEEsisitt
)
|
Ja ook wanneer er dominant zwarte honden zijn gebruikt
( KBKBBBCCDDEESStt
)
kan het meeliften, mits de hond niet Rein Erblich Frei
is van het si-gen (KBKBBBCCDDEESsitt)
.
Maar dat weet je pas of hij/zij Frei is als het zich wel of niet openbaart
door hem/haar b.v op een zwart-witte te zetten.
Als dan
alle pups zwart zijn is
hij/zij echt dominant Rein Erblich Frei/zwart.
( KBKBBBCCDDEESStt )
Zet je nu een echt dominant zwarte hond ( genotypisch ) op een zwarte
en drager van
het si-gen
dan is toch 50% van de pups drager en zo lift het si-gen
van generatie op generatie verder.
Zo moet je ook het meeliften van gerelateerde
genotypische
aangetaste genen
die door een fouttief milieu (trauma) en/of het voederpatroon zich
na generaties
weer kunnen openbaren, zien.
" Zie voorbeeld 2
"
Het is dus noodzaak om er zorg voor te dragen dat zoveel
mogelijk niet
aangetaste
gerelateerde genotypische genen te
genereren,
om het openbaren
van HD-ED te reduceren door steeds weer een hond te gebruiken met
HDA/B
waarvan je weet dat ouders
en nestgenoten ook een goede uitslag hebben.
Maar of dit voldoende is om het in de toekomst uit te bannen, zal ik
waarschijnlijk niet meer meemaken " mogelijk DNA ". Conclusie :
de
gerelateerde
genotypische (
wel of niet ) aangetaste genen
zijn dus wel vererfbaar maar hoeven zich
niet te openbaren
" Zie
voorbeeld 1 en 3 ",
dus door een goed milieu en/of voeder/eetpatroon
(o.a Farmfood ) waardoor je kan concluderen dat
het ontstaan van HD-ED in beginsel niet erfelijk
is.
The
End of the Line hoopt zo op deze manier een wat begrijpelijker
inzicht te geven op het Fenomeen HD/ED.
|
De
kans op een hazenlip bij mensen door roken ( milieu ) en Gen.
"voorbeeld
3"
|
Baby's
met een afwijking in een gen en
een moeder die tijdens de zwangerschap heeft gerookt,
hebben bijna drie keer zoveel kans om met een hazenlip geboren te
worden. Voorwaarde is wel dat beide
factoren ( 1 :
roken/milieu ) samen voorkomen,
want het gen (
2 : gerelateerd genotypisch
aangetast )
op zich vergroot het risico niet
,
( je bent dus drager maar het hoeft
zich niet te
openbaren "milieu").
Als ook de vader rookt, dan wordt het risico op een
hazenlip zelfs bijna 5 keer keer zo groot.
Dat concluderen onderzoekers van het Erasmus MC en het UMC Utrecht in
Nederland.
Ongeveer één op drie personen is drager van het gen.
Nederland telt 16,5 millioen zielen gedeeld door 3 = 5.5 000 000 mensen,
hier 5% van = 275.000 die zouden dus een kans op een hazenlip moeten
hebben gehad.Maar in de praktijk is dat niet zo door het milieu waarin
zij geboren zijn.
Zoals je ziet is dus de invloed van het milieu wel
degelijk van belang bij het ontstaan van afwijkingen bij zowel
mens
en dier.
De
voorbeelden
moet je wel in de context zien van de
jaren,
waarin het Fenomeen HD/ED onderzoek net
opgestart was/is "ED
vanaf 01-01-2000".
De Newf is net zoals alle
reuzerassen gevoelig voor HD.
Het is goed om te weten dat :
- Gladde
vloeren erg schadelijk zijn voor de
heupontwikkeling!
- Lange
wandelingen zeer schadelijk zijn voor
een jonge pup!
- Een leuke dikkerd
al snel zijn tol zal eisen!
- Goedkope
voeding op termijn zal leiden tot een grote
uitgave bij de dierenarts!
- Toevoeging
van allerhande voedingssupplementen
duur is en meer kwaad doet dan goed !
- Dat uw pup niet
groter wordt dan genetisch
bepaald en je dus niet kan beïnvloeden met allerhande additieven!
- Dat
HD in beperkte mate erfelijk
is !
- Dat constant korte draaiende
bewegingen en wilde spelletjes de
heupen schaden!
- Dat wilde stoeipartijen
met soortgenoten slecht zijn voor het
skelet!
«
Overdaad schaadt ! Pas de gulden
middenweg toe en gebruik uw gezond verstand!»
Doe het eerste
jaar rustig aan. Doe geen balspelletjes.
Bouw daarna geleidelijk
de conditie op door doordacht te
handelen .
Atleten doen ook niet onmiddellijk een marathon.
Het is beter regelmatig korte
stukjes te wandelen dan enkele lange
stukken.
Adaqium : You
must walk before you can run.
|
Ontwikkeling van de heupen
|
Het skelet
van een hondenembryo is aanvankelijk een structuur
van kraakbeen.
Kraakbeen is zacht weefsel dat
groeit door celvermenigvuldiging en door
vergroting van de individuele kraakbeencellen.
Dit is vergelijkbaar met het meeste andere weefsel in het lichaam, maar anders
dan botweefsel.( Botweefsel heeft een vaste
structuur en bevat botcellen die zich niet kunnen delen en
die niet kunnen groeien. )
Tegen de tijd dat de pup wordt geboren, wordt het kraakbeen in het midden
en aan de uiteinden van lange beenderen vervangen
door bot.
Alleen tussen deze benige centra en aan het einde
van het bot blijft kraakbeen
aanwezig, dat verantwoordelijk is voor de groei.
Het kraakbeen van de groeischijven tussen de benige delen
zorgt ervoor dat de lange botten in de lengte groeien.
Het kraakbeen dat de botuiteinden van
gewrichten bedekt zorgt voor de groei in diameter van dat deel van het
skelet.
Het proces van kraakbeengroei wordt omgezet
naar het veel hardere botweefsel. Wanneer
dit verbeningsproces is voltooid
en alle groeischijven zijn vervangen door bot
sluiten de groeiplaten en groeit het skelet
niet meer.
" bij een Newf is dit rond de 16 maanden "
Dit betekend niet dat het verbeende skelet niet meer verandert van vorm
en samenstelling.
Bot wordt afgebroken door speciaal daarvoor toegeruste cellen
en wordt waar nodig vervangen door andere cellen.
Botmodelleren begint al in de
jeugd en gaat door bij
volwassen dieren.
|
Heupfoto's
van een opgroeiende pup
|
|
*
Foto 1 ~dag 1 * Foto 2 ~8 weken * Foto 3 ~ 20 weken |
De groeicurve
|
|
De groeicurve van
opgroeiende honden van grote rassen
verloopt steiler dan die van kleine rassen, vooral tussen de eerste
drie en zes levensmaanden.
Weeg daarom uw Newfie-pup iedere
week ( zeker de eerste maanden ) en let erop dat de pup > 1kg
en < 1 ½ kg aankomt.
Verschillen in groeisnelheid worden oa
veroorzaakt door individuele variatie
in hormonen (mannelijke - vrouwelijke hormoon) en
milieuomstandigheden zoals de voedingskwaliteit.
Deze factoren beïnvloeden niet alleen de groei van kraakbeen
maar ook de botvernieuwing.
( Calcium in voer is optimaal
, 0,8% tot maximaal
1% )
Het heupgewricht
bestaat uit de heupkom (het acetabulum)
en de heupkop (caput femoris) op een hals.
Bij de opgroeiende hond bestaat de heupkom uit vier
kleine botdelen, met kraakbeenzones
daartussen, zodat de doorsnede van de kom groter
kan worden en zich kan aanpassen aan
de groei van de kop.
De kop groeit via het proces van kraakbeengroei en
verbening tot bot.
Tijdens de groei
verandert de hals, waarbij de contacthoek tussen kom
en kop aangepast wordt. Kop
en kom worden bijeen gehouden door een kleine gewrichtsband,
het kapsel van de gewrichtsholte
en de spieren rond het heupgewricht.
Een goede aansluiting en
pasvorm zorgen dat kom en kop zich harmonieus
kunnen ontwikkelen.
Als de kop niet, of niet goed, in de kom zit, wordt de kom
onvoldoende diep. Als de kraakbeengroei van de kop wordt belemmerd,
dan blijft die te klein of ’onvolwassen’ (en daarom kwetsbaar).
Wordt de skeletomvorming belemmerd, dan is de richting van de hals
niet aangepast aan het groeiende skelet.
|
Mogelijke oorzaken
HD wordt meestal
veroorzaakt door een combinatie van
erfelijke aanleg en externe
factoren.
|
Erfelijke aanleg
HD is ± voor 25
% een erfelijk bepaalde afwijking van één
of beide heupgewrichten. Niet alle pups
van ouders met HD krijgen echter de
aandoening maar omgekeerd kunnen vrije
ouderdieren ook pups met HD voortbrengen.
|
Externe factoren
Naast
de erfelijke aanleg hebben voeding
en beweging ook invloed op het ontstaan van
HD-klachten.
1
Overmatige belasting door een teveel aan lichaamsbeweging
2 Traplopen, springen,gladde vloeren.
3 Te snelle groei
4 Voedingssupplementen .
5 Voeding van slechte kwaliteit
( zie Calcium en Phosphor verhouding)
Een huisdier die
geen aanleg heeft, kan een misvormde
heup krijgen door externe
factoren.
Daarentegen kan een huisdier die
wel aanleg heeft, positief
door externe factoren ( o.a
milieu,voeding,beweging ) worden beïnvloed.
|
Symptomen
Beginnen
meestal rond de leeftijd van
zo'n 7 maanden maar kan al evengoed
ontstaan vanaf 3 maanden.
1 Moeilijk opstaan na lange rustperiode
2 Een stijve achterhand
3 Huppelen met de achterpoten,
konijnengang
4 Doorzakken van de achterhand
5 Niet willen spelen en of wandelen
6 Het naar binnen draaien van de hielen
( koehakkige stand )
|
Wat
kan jij doen?
Overmatig lichaamsgewicht
voorkomen om de gewrichten niet te belasten. Een goede,
gebalanceerde voeding
geven .Doordachte en regelmatige
lichaamsbeweging om de gewrichten soepel
te houden en de spieren optimaal te ontwikkelen.
Zwemmen belast
de gewrichten niet en is dus
bijzonder geschikt om de spieren te ontwikkelen
!
Beperken van traplopen en trekken.
The
End of the Line hoopt zo op deze manier een wat
begrijpelijker
inzicht te geven op het Fenomeen
HD/ED.
|
Literatuur
1. Kealy R.D., Lawler D.F., Allam M. et al.,
Five-year longitudinal study on limited food consumption
and development of osteoarthritis in coxofemoral
joints of dogs. Am.J.Vet.Med.Assoc. 210, 222-225, 1997.
2. Hedhammar, A., Wu F., Krook L. et al, Overnutrition and skeletal
disease, an experimental study in growing
Great Dane dogs. Cornell Vet 64 (suppl 5), 1-160, 1974.
3. Kasstrom H., Nutrition, weight gain and development of HD, an
experimental investigation in growing dogs
with special reference to feeding intensity. Acta Radiol Suppl.
344:135-179, 1975.
4. Voorhout, G., Hazewinkel, H.A.W., A radiographic study on the
development of the antebrachium in Great Dane
pups on different calcium intakes. Vet. Radiol. 28, 152-157, l987.
5. Hazewinkel H.A.W., Influences of different calcium intakes on calcium
metabolism and skeletal development in young
Great Danes. Thesis Utrecht University, 1985.
6. Nap R.C., Nutritional influences on growth and skeletal development
in the dog Thesis Utrecht University, 1993.
7. Hazewinkel, H.A.W., Nap R.C., No consequences of restricted and high
dietary protein on skeletal development of
Great Dane dogs, Compendium on Continuing Education for the Practicing
Veterinarian 21, 25-31, 1999.
8. Ubbink G.J., van den Broek J., Hazewinkel H.A.W., Rothuizen J.,
Cluster analysis of the genetic heterogeneity
and disease distribution in purebred dog populations Vet Rec. 142,
209-213, 1988.
9. Morgan J.P., Wind A., Davidson A.P., Hereditary bone and joint
diseases in the dog, Schlütersche Verlag,
Hannover (G), 2000.
10. Everts, R.E., Molecular genetic studies in the dog: application to
FCP in the Labrador retriever.Thesis Utrecht University 2000.
11. Todhunter R.J., Acland G.M., Olivier
M. et al., Genetic linkage
analysis of complex diseases:
J.A. Baker
Institute for Animal Health-Cornell
University, July 1997.
|
The
End of the Line
Terug
naar boven
|
|